Angst voor de smartphone en het verwoestende effect ervan op jongeren verlamt en brengt niet verder, zien Saskia de Graaf en Nelleke Plomp. Besteed meer aandacht aan de andere kant: bed jongeren in de geloofsgemeenschap in.
Het is begrijpelijk dat Jonathan Haidt met zijn bestseller Generatie Angststoornis sterke reacties oproept (Nederlands Dagblad, 14 en 15 juni). Al jaren maken beleidsmakers en pedagogen zich zorgen: het gaat slecht met de mentale gezondheid van kinderen en jongeren.
Bijna iedereen kent wel een kind of jongere met serieuze psychische problemen. Enorme wachtlijsten en een onbetaalbare jeugdzorg komen op ons af. Hoe kan het dat onze, over het algemeen, welvarende jongeren steeds vaker vastlopen en geen perspectief meer lijken te zien?
Haidt lijkt in zijn boek een eenvoudig antwoord te geven: begrens het telefoongebruik en laat kinderen vrij buiten spelen. De reacties op zijn boek gaan vooral over dat eerste deel: zijn stelling dat mentale problemen van jongeren veroorzaakt worden door sociale media. Er is zowel herkenning als gefundeerde kritiek van vooraanstaande wetenschappers.
Door al deze stevige woorden vergeet je bijna dat Haidt ook een stevig pleidooi voor ‘spirituele verheffing’ voert. Terwijl juist kerkelijke gemeenschappen daar iets mee kunnen - of zelfs móeten. Kerken hebben goud in handen en ze hebben de opdracht er juist in deze - bijna letterlijk - godvergeten tijd voor jongeren te zijn. Maar daarvoor is een houding van geloof, hoop en liefde nodig. Niet één van blinde paniek.
De paniek doet ons denken aan de film Erin Brockovich (uit 2000), waarin een advocate knokt om de fabriek te stoppen die willens en wetens het grondwater in een Amerikaans plattelandsdorp vervuilt.
In een sleutelscene zie je hoe Erin een vrouw in haar eigen huiskamer van het slechte nieuws probeert te overtuigen. Je voelt het groeiende besef van de moeder: het water dat ze in en rond haar huis gebruiken, is de oorzaak van alle bloedneuzen, de breekbare botten en de kanker in haar omgeving. De fabriekseigenaren, werkgever van het hele dorp, en de dokter, betaald door die fabriek, logen dus toen ze zeiden dat het geen kwaad kon!
Je ziet hoe haar ontkenning en ongeloof plaats maken voor angst. In paniek roept zij haar nietsvermoedende kinderen uit het zwembad in de tuin. Eruit! Nu! Natuurlijk een kansloze actie, want je ontkomt niet aan het water waarvan je leeft.
Eenzelfde onmachtig, paniekerig gevoel kan je overvallen als je het boek van Jonathan Haidt leest. Het is nogal wat, de cijfers en het duistere perspectief dat hij schetst. Koppen als ‘Je kind vernietigt zichzelf op de smartphone’, zoals boven een van de ND-artikelen stond, dringen zich op.
Kun je je tieners nog veilig opvoeden in een wereld waar de smartphone en sociale media de norm zijn? Ook als christelijke opvoeders, thuis, in kerken en op school, kun je zomaar in de stress schieten.
Het is waar, de problemen die Haidt schetst en de oorzaken die hij noemt verdienen actie. Mentale problemen zijn echt en sociale media zijn een poel van troebel en vervuild water. Goede regulering is nodig. Gelukkig is daar meer aandacht voor. Tegelijkertijd is het goed om naar de relativerende stemmen van andere sociaal psychologen en deskundigen te luisteren.
Sociale media zijn voor veel jongeren ook een zegen, vaak juist als ze mentale problemen hebben. Hoogleraar ontwikkelingsneurowetenschap Eveline Crone stelt dat mentale gezondheid veel complexer is dan Haidt doet vermoeden (zie NRC, 12 mei 2024).
Daarom voeren wij liever een pleidooi voor hoop en perspectief. Want geloof ons, we hebben een beter verhaal dan de angst voor een epidemie.
1. Kerken hebben juist nu jongeren veel te bieden
Haidt heeft veel positieve aandacht voor religie en geloofsgemeenschappen. In hoofdstuk 8 van zijn boek laat hij overtuigend zien dat kinderen en jongeren die ingebed zijn in religieuze gemeenschappen en gewend zijn aan praktijken zoals bidden en naar de kerk gaan, mentaal weerbaarder zijn. Jongeren hebben, zo schrijft Haidt, een ‘God-vormig gat’ in hun hart, dat in onze geseculariseerde samenleving leeg blijft. Juist dit gebrek aan spiritualiteit in de opvoeding maakt volgens hem dat jongeren richtingloos zijn.
Als christelijke gemeenschappen kunnen we richting bieden. We weten Wie ons kan vervullen met een vrede die alle verstand te boven gaat. Dit is geen kennis die we in onze broekzak hebben, maar genade die we vrij mogen delen. Een boodschap die niet van ons is, maar heil voor de wereld biedt. Zowel voor de jongeren die ingebed zijn in onze gemeenschap en voor hen die snakken naar die vervulling in hun leven.
Concreet: vorming kan niet zonder herhaling, leerde Ignatius van Loyola (1491-1556) al. De gewoonte van bidden, het geven van je gaven, naar de kerk gaan; het lijkt misschien saai en niet zo betekenisvol maar is van wezenlijk belang in de karaktervorming van jongeren. Neem ze mee, houd vol! De structuren zijn er, maak daar gebruik van. Kerken hebben juist nu jongeren veel te bieden, ook als dat roeien tegen de stroom in is.
2. Er is hoop!
Hoewel de positieve aandacht van Haidt voor spiritualiteit en religieuze gemeenschappen weldadig aandoet, roept het ook vragen op. Haidt identificeert zichzelf als een atheïstische Jood. Maakt de sociaal psycholoog geloven niet heel instrumenteel?
Het zijn niet zomaar praktijken, rituelen en gemeenschappen die heilzaam zijn; ze zijn het vanwege de God die we dienen. Hij is het die ons hoop geeft. Als we de Bijbel lezen, leren wij dat mensen er steeds weer een zootje van maken. Ook als we de geschiedenis bestuderen zien we dat. Onze tijd van voortschrijdende en soms beangstigende technologie met kwaadwillige algoritmes is daarin niet wezenlijk anders dan eerdere periodes.
Tegelijkertijd mogen we geloven dat er hoop is. Het koninkrijk van God is hier, wij mogen eraan bouwen in het vertrouwen dat Jezus het ooit zal voltooien. Dit is een boodschap die we ouders en jongeren mogen meegeven. We voeden jongeren niet zomaar op, we voeden ze op tot mensen die navolger van Jezus zijn.
Concreet: vertel kinderen en jongeren over de grote daden van God (psalm 78). Over wie Jezus is en wat Hij deed. Dat kunnen verhalen uit de Bijbel zijn, maar ook uit je eigen leven. En vraag hen hoe ze zelf de liefde en genade van Jezus ervaren. Gewoon heel in het klein, in het leven van elke dag.
3. Stop met navelstaren: we hebben zoveel uit te delen.
Alle aandacht voor de - reële - gevaren van sociale media kan onze blik vertroebelen. Haidt beschrijft uitgebreid hoe we in het offline leven een cultuur van overbescherming voor jongeren gecreëerd hebben. Angst voor tegenslag en wantrouwen naar vreemden werken verlammend.
Hoe helpen we kinderen op een gezonde manier risico’s afwegen en nemen? Hoe leren we ze verantwoordelijkheid nemen? Gelukkig gaat het met de meeste jongeren en het overgrote deel van de gezinnen in Nederland wél goed. Kinderen en jongeren zijn van nature veerkrachtig.
Laten we als ouders, jeugdleiders en andere opvoeders jongeren aanmoedigen om met lef en vertrouwen uit te delen van wat we gekregen hebben. Concreet: wat als we stoppen met kijken naar wat fout kan gaan en ons meer bewust worden van de overvloed die we te delen hebben? Dat kan heel eenvoudig. Bijvoorbeeld door jongeren bij je aan tafel uit te nodigen die thuis niet vaak samen met anderen eten. Of door als jeugdgroep samen online de kerkdienst te bekijken met eenzame ouderen.
Het boek en onderzoek van Haidt zijn waardevol en een belangrijke gespreksaanjager. Maar zodra Generatie Angststoornis angststoornissen bij opvoeders aanjaagt, gaat het mis. We mogen leven vanuit de hoop die in ons is en daarvan uitdelen aan de jongeren in onze gezinnen, onze kerken, scholen en in onze wijk. Vanuit deze basis kunnen we bijdragen aan een Generatie Hoopvol.
Dit artikel verscheen op 21 juni 2024 in het Nederlands Dagblad.