Vrouwelijke ambtsdragers en toch gereformeerd

8 december 2018
  • Profielafbeelding van Man vrouw kerk
    Door:
    Man vrouw kerk

'Een vrouw als ambtsdrager? Dan kun je niet gereformeerd blijven.' Lange tijd was dat de heersende opvatting in de vrijgemaakte kerken. Er was stevige kritiek op kerken die vrouwen als ambtsdrager benoemden. Die kerken namen een loopje met het Schriftgezag en deden een knieval voor de tijdgeest. De vrijgemaakte synode heeft in 2017 besloten tot openstelling. 'Mag nu ineens wat ongeoorloofd was? Is het nu niet meer in strijd met het Schriftgezag? Doen wij ook een knieval voor de tijdgeest?' Drie auteurs gaan op die vragen in, want zij denken dat het oordeel 'ongereformeerd en onschriftuurlijk' niet terecht is en dat er dus ruimte is voor gesprek.  Een goede hulp bij het voeren van een gesprek in groep of gemeente.

Wat is de rol van de tijdgeest?

De emancipatiebeweging van de laatste anderhalve eeuw is aan gereformeerde mensen niet voorbijgegaan. De rol van gereformeerde vrouwen in het maatschappelijke leven is heel anders dan die van honderd jaar geleden. Het hoeft niet ontkend te worden dat dit ook invloed heeft gehad op het denken over vrouw en ambt. Daarmee is echter de openstelling van de ambten voor vrouwen nog niet een knieval voor de tijdgeest. Dat is tekort door de bocht.

Bij 'tijdgeest' gaat het volgens het woordenboek om opvattingen en denkbeelden die in een bepaalde tijd de boventoon voeren. Voor (gereformeerde) christenen komt daar het idee bij dat achter die opvattingen en denkbeelden vaak de boze werkzaam is. Ze weten echter ook dat die werkzaamheid niet iets van de laatste eeuwen is maar dat de boze sinds de zondeval actief is

Ook bestaande situaties en opvattingen kunnen voortkomen uit een 'tijdgeest', maar omdat we eraan gewend zijn hebben we dat vaak niet in de gaten. We denken dat de Bijbel ons leert dat de vrouw ondergeschikt is. Maar komt dat écht uit de Bijbel of is het misschien iets van een vroegere “tijdgeest”? Hoe komt het eigenlijk dat heel de geschiedenis door, tot op de dag van vandaag, in vrijwel alle landen en culturen, vrouwen ondergeschikt aan mannen zijn? Dat had en heeft zelden te maken met het willen gehoorzamen aan God. In de meeste gevallen kende men God niet eens. Het is veel meer een gevolg van de ‘tijdgeest’ sinds de zondeval. Een oeroude tijdgeest dus. Die oeroude ‘tijdgeest’ sloot perfect aan bij de 'oude mens' van mannen. Het is de doorwerking van het "hij zal over u heersen". Met die woorden werd een straf uitgesproken. Het was geen herstel van de oorspronkelijke verhoudingen in het paradijs. Het Hebreeuwse woord voor heersen in Genesis 3 vers 16 wordt ook gebruikt voor de heerschappij van de mens over de dieren, of voor de heerschappij van een koning. Dat past niet in de verhouding man-vrouw.

Je kunt dus niet uitsluiten dat deze eeuwenoude 'tijdgeest', deze wijd verspreide manier van kijken naar vrouwen invloed heeft gehad. Ook invloed op de manier waarop bepaalde Bijbelteksten lange tijd zijn uitgelegd. Als van generatie op generatie de opvatting heerst dat vrouwen en meisjes ondergeschikt zijn aan mannen en je om je heen niets anders ziet, vind je dat een normale zaak. En als je dan in de Bijbel leest, dat vrouwen geen gezag mogen hebben over mannen, ben je gauw klaar met die tekst: de Bijbel zegt “alleen mannen aan de leiding”. Maar nu verandert de wereld om ons heen. En dat zet ons aan het denken. Het is dan niet verkeerd om ons eerst eens af te vragen of we de Bijbel wel altijd goed gelezen en uitgelegd hebben.

Goed om te weten

Tot 1917 hadden vrouwen in Nederland geen stemrecht. Tot 1954 was de gehuwde vrouw 'handelingsonbekwaam'. In allerlei situaties mocht ze niet zelfstandig handelen. Dat was geen vrucht van reformatie maar van de Franse overheersing. Napoleon vond vrouwen alleen geschikt om kinderen te baren. Met vrouwen die leken op de degelijke huisvrouw uit Spreuken 31 had hij kennelijk niet veel op. In 1804 werd door Napoleon een wetboek ingevoerd dat bepaalde dat de man de voogd van zijn vrouw is; dat zij geen eigendom kon bezitten en geen burgerlijke of politieke rechten had. Dat wetboek oefende lange tijd ook invloed uit in Nederland. In de eeuwen ervoor was de situatie anders. Toen konden gehuwde vrouwen bijvoorbeeld een bedrijf leiden of dat van een overleden echtgenoot voortzetten of als regentes een weeshuis of armenhuis besturen. Was de strijd voor gelijke rechten van vrouwen dan alleen maar een uiting van een verkeerde “tijdgeest”?

Tekst en uitleg

Proberen voorstanders van de openstelling eigenlijk niet bepaalde teksten gewoon uit te schakelen? Dat verwijt hoor je vaak. Laten we eens goed kijken. We maken altijd al onderscheid tussen:

  • De tekst: wat staat er?
  • De uitleg of exegese: hoe leggen we de tekst uit?

Een mooi voorbeeld vinden we in Handelingen 8 vers 30 . Op de vraag van Filippus: 'Begrijpt u wat u leest', antwoordt de kamerling: 'Hoe zou dat kunnen als niemand mij uitleg geeft?' En dan staat er: 'En uitgaande van dat schriftwoord predikte hij hem Jezus.' Wij gaan nu ook kijken naar de uitleg van een paar vaak genoemde teksten.

Gewoon lezen wat er staat?

Het lijkt zo'n vertrouwde stelregel, maar kijk eens naar de volgende voorbeelden. Aanhangers van gebedsgenezing zullen zeggen dat, als je gewoon leest wat er staat, Jacobus 5 vers 14-15 ons leert dat ieder die werkelijk gelooft op gebed genezen zal. En je zou er aan kunnen toevoegen, dat wie ziek is niet naar de dokter moet gaan, maar naar de ouderlingen. Tegenstanders van de kinderdoop voeren Marcus 16 vers 16 aan: eerst geloven en dan gedoopt worden. Luther beriep zich voor zijn opvatting over het Avondmaal op Jezus' woorden 'dit is mijn lichaam'. De meeste gereformeerden komen bij deze teksten echter tot andere conclu1 sies. Dat heeft te maken met de manier waarop zij met de Bijbel omgaan. Doorslaggevend is niet wat een tekst op het eerste gezicht lijkt te zeggen. Waar het op aan komt is:

  • grondige exegese
  • het verband waarin een tekst staat
  • de rest van de Schrift wordt in rekening gebracht

Dat is de gereformeerde manier van 'gewoon lezen wat er staat'. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat gereformeerde uitleggers over het algemeen niet bang zijn om kennis van historische en culturele achtergronden te gebruiken bij de uitleg.

1 Timoteüs 2 vers 12

We beginnen met de bekende woorden van Paulus: 'Maar ik sta niet toe dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft: zij moet zich rustig houden.' (De NBG '51 blijft hier dichter bij de grondtekst dan de NBV.) Ook gereformeerde Bijbellezers mogen hierbij dus vragen stellen, bijvoorbeeld:

  • waarom zegt Paulus dit op deze plaats in de brief, en niet even verderop als hij het over het aanstellen van ambtsdragers heeft?
  • over wat voor gezag gaat het in het Griekse woord dat vertaald is met 'gezag hebben over'?

'Gezag hebben over'

Over dat 'gezag' is al heel wat geschreven. Vaak wordt gezegd dat daarmee een positieve manier van 'gezag uitoefenen' wordt bedoeld. Maar deze uitleg doet geen recht aan de betekenis van het Griekse woord dat Paulus hier gebruikt. Daarom eerst wat meer over dit woord. Voor zover wij weten werd het niet zo vaak gebruikt. De enige keer in heel de Bijbel dat dit woord voorkomt, is hier in 1 Timoteüs 2 vers 12. Buiten de Bijbel komen we het verschillende keren tegen bij Griekse kerkvaders uit de vierde en vijfde eeuw na Christus. Die gebruikten het onder andere om het gezag en de macht van God de Vader, van de Heilige Geest of van Jezus aan te duiden. Bijvoorbeeld als Jezus met gezag de reeds vier dagen dode Lazarus opwekt of een melaatse reinigt. Duidelijk een positieve situatie. Maar ieder zal inzien dat het gezag van Jezus een ander soort gezag is dan dat van een ambtsdrager. Het wordt ook gebruikt om de autoriteit van de bisschop van Rome aan te duiden, als die langzamerhand wat pauselijke allures begint te krijgen. Er zijn ook teksten waarin de door dit woord aangeduide vorm van gezag uitoefenen in de kerk als ongewenst wordt beschouwd. In weer andere teksten wordt hetzelfde Griekse woord gebruikt als mensen zich meer gezag toeëigenen dan hun toekomt, bijvoorbeeld als een gouverneur op eigen gezag mensen laat vermoorden. Veel van deze situaties kun je moeilijk positief noemen. Een goede vertaling voor dit woord is 'heersen'. [Voor leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt verwijzen de auteurs naar artikel 83 van de oude kerkorde van de GKv.]

De Bijbel leert dat een belangrijk kenmerk voor een ambtsdrager is dat die niet namens zichzelf spreekt en handelt, maar namens zijn Zender. Die betekenis heeft dat Griekse woord helemaal niet! Bedenk ook hoe Jezus zijn discipelen waarschuwde tegen het verlangen naar macht en aanzien, Matteüs 20 vers 25-26, Marcus 10 vers 42-43, Lucas 22 vers 25-26. In 1 Timoteüs 2 vers 12 hangt dat 'gezag hebben' samen met het 'onderwijzen'. En zoals reeds gezegd, pas in hoofdstuk 3 begint Paulus over het aanstellen van ambtsdragers. Als je dus echt wilt 'lezen wat er staat', zul je deze gegevens in rekening moeten brengen. Dan wordt duidelijk dat Paulus het in 1 Timoteüs 2 vers 12 niet heeft over onderwijs door vrouwelijke ambtsdragers, maar over vrouwen die macht wilden, in het bijzonder over mannen. Daarom kun je deze tekst niet zomaar gebruiken om de openstelling van de ambten voor vrouwen af te wijzen.

1 Timoteüs 2 vers 13

Paulus vervolgt: 'Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.' De gangbare redenering bij deze tekst is dat het hier zou gaan om de zogenaamde 'scheppingsorde': de volgorde bij de schepping is tegelijk rangorde, dus mannen hebben het gezag over vrouwen en daarom komen mannen als enige in aanmerking voor het bekleden van een ambt. Dat zou de conclusie zijn als je 'gewoon leest wat er staat'.

Maar iedereen kan zien dat dit er niet staat. Wat er wel te lezen staat is dat Paulus de volgorde bij de schepping aanvoert als een argument waarom hij niet toestaat dat vrouwen onderwijzen en gezag uitoefenen over mannen. Waarom hij dat een argument vindt staat er niet bij. Voor Timoteüs zal dat meteen duidelijk geweest zijn. Voor ons niet. Wij moeten als het ware tussen het verbod in vers 12 en het argument in vers 13 een schakel in het betoog toevoegen. Er is meer nodig dan alleen maar lezen wat er staat.

Zo’n schakel wordt ook toegevoegd als je zegt: 'Volgorde is hier rangorde'. Die schakel is dan de stelregel dat wie/wat eerder geschapen is, gezag heeft over wie/wat later geschapen is. Die stelregel staat echter niet in de tekst. Ook in de rest van de Bijbel is hij niet te vinden, zelfs niet in het geheel van het scheppingsverhaal. Waar die schakel dan wel vandaan komt, daarover zijn de meningen verdeeld. In feite moeten op deze eerste schakel nog een paar denkstappen volgen. Maar ook zo is duidelijk dat wie vasthoudt aan deze traditionele uitleg, niet alleen maar 'gewoon leest wat er staat'.

Ook voor een andere uitleg is zo'n schakel nodig. Die schakel zou kunnen zijn dat Paulus in vers 13 ingaat op een argument van bepaalde vrouwen, die onder invloed van het religieuze klimaat in Efeze een leidende positie, boven mannen, claimden. In Efeze was namelijk ruim plaats voor de verering van vrouwelijke goden. Denk maar aan Artemis, bekend van het 'Groot is de Artemis der Efeziërs' uit Handelingen 19. Belangrijk was ook de verering van een soort oergodin, de Grote Moeder, die als de bron van alle leven werd gezien. Bij de verering van die godinnen speelden vrouwen een belangrijke rol. Stel nu dat een vrouw vanuit zo'n achtergrond christen werd, en dan hoorde vertellen over Eva, dat is 'leven'. En dat ze ook hoorde dat Eva die naam had gekregen, omdat zij de moeder van alle levenden is. Eva stond dus ook aan het begin. Tegen deze achtergrond kun je je voorstellen dat zo'n vrouw vond dat zij als vrouw in de gemeente recht had op een eerste plaats, inclusief gezag over mannen. Daartegen zegt Paulus: 'Nee, die Eva was niet de eerste. Dat was Adam. Je beroep op de Bijbel klopt niet.'

Een vrouw kan dus niet de volgorde bij de schepping aanvoeren om gezag over mannen te claimen. Maar daarmee is nog niet gezegd dat die volgorde zou leren dat alleen mannen in aanmerking komen voor het uitoefenen van het 'regeerambt'. Paulus heeft het niet over vrouwelijke ambtsdragers, maar over vrouwen die willen heersen. En heersen past nooit bij ambtsdragers, ook niet bij mannelijke.

Ook bij deze uitleg is dus een schakel nodig die niet zo in de tekst te vinden is. Echter, zowel in de woorden van Paulus als in Handelingen 19 zijn hiervoor aanknopingspunten te vinden.[1] Maar welke uitleg je ook kiest, het verschil van mening gaat over de uitleg en niet over het gezag van Paulus' woorden.

1 Timoteüs 2 vers 14

'En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen.' Ook bij deze tekst moet weer een schakel worden toegevoegd; op welke manier is dit een argument bij Paulus' uitspraak in vers 12? De uitleggers die menen dat Paulus zich keert tegen 'de openstelling van ambten voor vrouwen', hebben daar nogal wat moeite mee. Zij gebruiken als ‘schakel’ vaak de volgende redenering: 'Vrouwen laten van nature zich wat makkelijker misleiden en zijn minder geschikt om leiding te geven dan mannen omdat ze gericht zijn op zorgen en teveel waarde hechten aan goede relaties.' Zulke redeneringen komen niet uit de Bijbel. Ze komen eerder voort uit een misplaatst mannelijk superioriteitsgevoel. Het punt is ook niet dat Eva een poging deed de positie van Adam in te nemen. Paulus heeft het niet over het wisselen van positie maar over misleid worden.

Meer voor de hand liggend is de schakel dat Paulus opnieuw ingaat op een argument van de vrouwen, namelijk dat die dachten betere papieren te hebben om leiding te geven dan mannen: had Paulus niet zelf gezegd dat de zonde door Adam in de wereld was gekomen? Daartegenin verwijst Paulus nu naar de eigen woorden van de eerste vrouw: 'De slang heeft mij misleid', Genesis 3 vers 13. Ook de vrouw is tot zonde gekomen, doordat ze zich liet misleiden. De gang van zaken bij de zondeval betekent geen pré voor vrouwen.

1 Korintiërs 14 vers 34-35

Zoals in alle gemeenten der heilige'n moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.' Zo'n tekst, daar kun je toch niet omheen? Maar wat moet je dan met 1 Korintiërs 11? Daar geeft Paulus voorschriften voor biddende en profeterende vrouwen. En vanaf hoofdstuk 12 vers 1 spreekt hij uitgebreid over de gaven van de Geest en de leden van het ene lichaam. Daarbij maakt hij nergens onderscheid in gezag van bepaalde soorten leden over andere. In 14 vers 26 heeft hij het over de bijdrage die 'ieder' heeft in de samenkomst. Waarom zou hij dan in vers 34 opeens de vrouwen zo uitsluiten? Mogen ze eigenlijk nog wel meezingen? De verwijzing naar de wet in vers 34 is niet duidelijk. In het Oude Testament is zo'n gebod namelijk nergens te vinden. Ook is niet duidelijk over welke situatie Paulus het hier heeft, waarin vrouwen zouden moeten zwijgen. Uitleggers, ook gereformeerde, verschillen hierover van mening. Maar dat hij hier vrouwen verbiedt om in de gemeente over de grote daden van God te spreken, is moeilijk hard te maken. Paulus had dan toch op z'n minst moeten uitleggen hoe dat zou kloppen met wat in Handelingen 2 verhaald wordt: allen, dus ook de vrouwen, spraken over de grote daden van God. Wie in onze tijd aan vrouwen het spreken in de kerk wil verbieden zal goed moeten uitleggen hoe dat met dit werk van de Geest te rijmen valt. Rekening houden met de rest van de Schrift hoort immers bij een gereformeerde manier van uitleggen.

Handelingen 2 vers 1-18

  • 'En allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.' (vers 4)
  • 'Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden' (vers 11)
  • 'Dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: "Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren.' (vers 17-18)

Tegenstanders van openstelling van de ambten voeren soms aan, dat er verschil is tussen profeteren en preken. Bij profeteren zou het dan gaan om doorgeven wat de Geest ingeeft, hetgeen dan vervolgens beoordeeld moet worden (1 Korintiërs 14 vers 29). Dat zouden vrouwen dan wel mogen. Maar preken is de gezaghebbende verkondiging van het Woord. Dat is wel eventjes wat anders, iets gewichtigers. Vrouwen zouden daarom niet mogen preken. Dat gezag berust echter enkel en alleen op het gezag van het Woord. De persoon of het geslacht van de verkondiger voegen aan dat gezag helemaal niets toe. En over het hoofd wordt gezien, dat Petrus in zijn Pinksterpreek de woorden van Joël aanhaalt om te verklaren wat er aan de hand was, toen allen daar spraken over de grote daden Gods, vers 4 en 11. Allen, daar waren ook vrouwen bij. Daarvan zegt Petrus: 'Hier gebeurt wat Joël al eeuwen geleden heeft aangekondigd: zonen en dochters, jongen en ouden, dienstknechten en dienstmaagden, allen zullen profeteren.' Kunnen wij dan nog volhouden dat vrouwen in onze kerkdiensten niet mogen spreken van de grote daden Gods?

Is er dan geen scheppingsorde?

De enige tekst waarop men een dergelijke orde baseert, is 1 Timoteüs 2 vers 13: 'Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.' Vervolgens gaat men proberen in Genesis 1 en 2 die scheppingsorde terug te vinden. Maar we hebben al gezien dat bij de uitleg van die tekst uit Timoteüs nog wel wat vraagtekens te plaatsen zijn, teveel vragen om aan die tekst zo'n massieve orde te kunnen ophangen. Wat zijn trouwens die aanwijzingen die men in Genesis 1 en 2 meent te vinden?

In Genesis 1 vers 26 en 28 lezen we dat God de mens, man en vrouw, gezag gaf over de dieren. Nergens vinden we een zelfde soort verordening, waarin Hij de man gezag geeft over de vrouw. Als een bewijs wordt soms aangevoerd, dat de vrouw 'helpster' of 'hulp' genoemd wordt? Inderdaad wordt de vrouw een 'hulp als iemand tegenover hem' genoemd (SV). Maar 'tegenover' wijst op een gelijk niveau. En hetzelfde woord 'hulp' wordt ook voor God gebruikt. In 'hulpe tegenover hem' zit dus geen ondergeschiktheid.

Vaak wordt het feit dat Adam de vrouw een naam geeft, Mannin, als een aanwijzing voor de 'scheppingsorde' aangevoerd. Naamgeving wordt dan gezien als een bewijs van gezag. Weer zo'n schakel die niet in de tekst staat. God laat bij het namen geven aan de dieren Adam ontdekken wat hij mist, namelijk 'iemand als een hulpe tegenover hem', niet 'iemand om over te heersen', vers 18 en 20. Als God de vrouw bij Adam brengt, begint deze van vreugde en verwondering te zingen. Hij herkent het werk van God. Hij ziet dat zij niet hoort bij de schepsels waarover hij moet heersen, maar dat ze helemaal is zoals hij. Ze is ook geen individu dat los van hem staat: zij is been van zijn gebeente, vlees van zijn vlees; zij is uit de man genomen. Maar hij ziet ook dat zij anders is dan hijzelf, misschien ook dat zij kwetsbaarder is dan hij. En dan zingt hij een loflied over dit grote werk van God. 'Deze zal Mannin heten.' Dat is: helemaal gelijk aan de man, en toch ook anders. Op geen enkele wijze drukt deze naam ondergeschiktheid uit. Het feit dat Adam deze woorden spreekt is niet bedoeld om de vrouw te laten merken dat zij aan hem ondergeschikt is. Hij geeft niet de vrouw een naam, zoals een vader dat bij een kind doet: 'Ik noem jou Mannin'. Hij spreekt ook niet als zomaar een man die een vrouw krijgt. Hij reageert als 'ambtsdrager' (zie antwoord 32 Heidelberger Cathechismus) profetisch op het werk van God. Hij was op dat moment de enige die tot die taak geroepen kon worden. Het doel van zijn loflied op Gods werk is niet om de vrouw te laten weten dat zij aan hem ondergeschikt is. Maar met zijn woorden, die in de Bijbel zijn opgenomen, oefent hij profetisch gezag uit over alle generaties die na hem komen. En na de zondeval zijn het in de eerste plaats de mannen die deze woorden ter harte moeten nemen: 'Denk erom, de vrouw staat in geen enkel opzicht onder jou. Zij is Mannin!' Laat geen man het dus ooit wagen een vrouw in welk opzicht dan ook als minder te beschouwen of te beweren dat zij is geschapen om de man te gehoorzamen. En laat niemand het 'hij zal over u heersen' aanvoeren als excuus, alsof die heerschappij het herstel van de paradijstoestand zou zijn. Tenslotte is ook in vers 24 van Genesis 2 geen gezagsrelatie te ontdekken. 'Aanhangen' is geen kwestie van gezag hebben. Één vlees zijn ook niet. Het is eerder dat de man moet toegeven een hulpe tegenover zich nodig te hebben. Sinds de zondeval kost hem dat heel wat moeite. Paulus betrekt deze woorden later op Christus en zijn gemeente. Het gaat dan over de oneindige liefde van Christus, die zijn Vader verliet om zijn gemeente te redden, en niet over gezag.

Kortom, een scheppingsorde in de zin van ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen is in Genesis 1 en 2 niet te vinden.

Andere vragen

Zijn vrouwen in de kerk ondergeschikt aan mannen? Hoe rijm je dat dan met antwoord 32 van de catechismus? Daar belijden we dat we allemaal profeet, priester en koning zijn. Of moeten we daar aan toevoegen dat vrouwen dit drievoudig ambt slechts in ondergeschiktheid aan mannen mogen uitoefenen? En wat betreft de zogenaamde ‘scheppingsorde'? Jezus noemt de twee geboden om God lief te hebben en je naaste 'de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat'. Als er voor de vrouw vanaf het begin nog een derde groot, fundamenteel gebod geweest is - 'wees ondergeschikt aan de man' - , waarom noemt Hij dat daar dan niet bij?

Ten slotte

Er zou nog veel meer te zeggen zijn. In de discussies worden ook meer argumenten gebruikt, maar met het bovenstaande zijn hopelijk in ieder geval twee dingen duidelijk geworden. In de eerste plaats dat het in deze discussie gaat om de uitleg van bepaalde teksten. Een andere uitleg betekent nog niet dat je een loopje neemt met het Schriftgezag. In de tweede plaats dat de vanouds bekende uitleg van de besproken teksten evengoed vragen oproept en dat een andere uitleg goed mogelijk is. We hopen dat we hiermee het gesprek over vrouw en ambt gediend hebben.

Thema: Oriëntatie op gelijkwaardig leiderschap

Dit artikel hoort bij het thema 'oriëntatie op gelijkwaardig leiderschap'. Ontdek op ons thema-overzicht meer artikelen en mogelijkheden om met jouw christelijke geloofsgemeenschap of community een volgende stap te zetten.

Over de auteurs

Piet Dorland, Deventer
Kornelis Eefting, 't Harde
Jan de Jong, 't Harde

Verwijzingen

[1] Wie zich verder wil verdiepen in de uitleg van deze en andere teksten kan terecht in het boek Zonen en dochters zullen profeteren, onder redactie van Maaike Harmsen e.a. uitgegeven bij Boekencentrum.

Over Man, vrouw, kerk

Dit artikel verscheen eerder op de website van de werkgroep Man, vrouw, kerk. Dit is een interkerkelijke groep van gereformeerde christenen die kerken en geïnteresseerden dienen in de bezinning over de vragen rond ‘man, vrouw, ambt’. 

Wellicht vind je dit ook interessant

Zegt de Bijbel echt dat vrouwen moeten zwijgen?

‘Soms wordt 1 Korintiërs 14 vers 34-35 in samenhang gelezen met 1 Timotheüs 2 vers 9-15 om de claim te o…
Lees verder

Verschil tussen ‘meaning’ en ‘significance’

'Aan het verschil in de beoordeling van het m/v-besluit liggen theologische verschillen op het terrein van hermeneutiek,…
Lees verder

Man, vrouw en ambt: een inleiding

Wat is er veranderd in de visie op vrouw en ambt, hoe komt het dat de Bijbel anders gelezen wordt en is dat geoorloofd? …
Lees verder