Het comfort van de verzorgingsstaat heeft het diaconale bewustzijn van de kerk vertroebeld. De finale implementatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning, begin 2015, biedt perspectief voor revitalisering.
“Een actieve kerk, die meedoet en participeert, zal ook weer een bloeiende kerk zal zijn.” Dit zegt Ad Heystek, psychologiedocent aan de CHE en aan de Theologische Universiteit in Apeldoor. “De kerkgeschiedenis laat zien dat toen de eerste christenen de wereld ingingen, het opviel hoe ze zorg hadden voor de ander. En hoe daar aantrekkingskracht vanuit ging.”
“Het viel zelfs de keizer op. Wat zijn dat voor mensen! Ze zijn ons tot schande!’, riep de keizer toen hij vernam hoe christenen met gevaar voor eigen leven het slagveld betraden om de doden te begraven. Maar begrijp me niet verkeerd hoor”, zegt Heystek. “Christenen die present zijn met als doel zielen te winnen voor de kerk… daar heb ik niets mee. Dan ben je vals bezig. Christelijke hulp moet onbaatzuchtig zijn. Je motief? Dat is de liefde.”
Bijbel open
Heystek heeft het er veel over met zijn collega, Bert Roor, docent diaconale en missionaire presentie. “We zijn het in grote lijnen eens. Maar er zijn wat accentverschillen. Bert heeft het vaak over integral mission. Woord en daad horen bij elkaar. Daar ben ik niet tegen, maar ik vind vooral – en dat is een strategische keuze – dat de kerk in onze cultuur onbevangen moet hulpverlenen, een naaste zijn voor een ander. Daar hoeft de Bijbel niet gelijk bij open. Vroeg of laat vragen mensen aan je: waarom doe je dat nu eigenlijk? En dan kun je over Christus vertellen.”
“Ik redeneer voortdurend vanuit de kerk als geloofsgemeenschap”, begint Roor. “Waar ik naar zoek is hoe je als gelovige burger van betekenis kunt zijn voor je omgeving; persoonlijk of in termen van vrijwilligerswerk bijvoorbeeld. En parallel daaraan de vraag wat de kerk kan betekenen als gemeenschap in de samenleving.”
Amersfoort
Een inspirerend voorbeeld, zo vinden beide docenten, is het project Buitengewoon Zorgzaam, in de Amersfoortse wijk Vathorst. Door de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) is samen met een kinderdagverblijf en twee zorginstellingen gewerkt aan een heel nieuw concept. Onder het motto ‘samen leven, groeien en geloven’ opereren de vier organisaties onder één dak. En dat niet alleen, maar ook met de bedoeling dat alle andere ruimten gedeeld worden. Dus de kerkleden drinken koffie bij de horecadagbesteding van Accolade, de crèche op zondag maakt gebruik van het kindercentrum en de kerkenraad vergadert in de kantoorruimte die overdag door Sprank wordt gebruikt. Een heel nieuwe vorm van naar elkaar omzien en een zeer praktische invulling van het diaconaat.
Toch, zo zeggen de twee, is het een vrij uitzonderlijk voorbeeld. “In de meeste gevallen zien we ‘gewone’ geloofsgemeenschappen of kerken die allerlei vragen op zich zien afkomen, zoals rondom de Wmo. Dat brengt ze in verlegenheid. Wat moeten ze daarmee?” We zijn halverwege die zoektocht, denkt Roor. “En ik zie hoopgevende initiatieven ontstaan. Lokaal, maar ook landelijk. Maar het belangrijkste is hoe jij en ik betrokken zijn op de mensen om ons heen en hoe de kerk ons daarin stimuleert. Iets professioneel organiseren kunnen we allemaal, maar hoe bevorder je dat mensen er van binnenuit voor kiezen om op hun omgeving betrokken te zijn?”
Helpen waar geen helper is
Heystek: “Als sociaal werker heb ik altijd geleerd dat hulp voorkomen beter is dan hulp geven. Dat begint dus niet pas bij een hulpvraag, maar het begint ermee een civil society te creëren waar een onderling omkijken naar elkaar gewoon is. Armoede zal blijven, niet alles kunnen we verhelpen, maar de kerk moet opstaan bij concrete nood. Ze moet helpen waar geen helper is, zoals de Bijbel dat zegt. Anderzijds: investeer in de voorkant. Help mensen op zo’n manier dat ze armoede kunnen voorkomen. Dat denken vraagt in toerusting van kerken ook wel een slag, overigens.”
“De normale situatie is dat mensen voor zichzelf zorgen en elkaar daarbij helpen”, haakt Roor in. “Daar mogen kerken ook vanuit gaan. Maar niet iedereen heeft daarvoor de kracht of een goed netwerk. Ook is er bewust en onbewust spraken van eenzaamheid en sociale uitsluiting Die witte vlekken moeten we signaleren. En daar kunnen kerkelijke gemeenschappen een rol in spelen.”
Beide mannen weten tegelijkertijd ook dat in steeds minder kerken een batterij aan vrijwilligers klaarstaat om in actie te komen. “Veel kerken en geloofsgemeenschappen staan onder druk”, zegt Roor. “Kun je in zo’n situatie een beroep doen op je gemeenteleden om ook in de sámenleving je tijd en energie te investeren? Dat is de spanning die ze voelen.”
Niet beschikbaar
In zijn eigen hervormde gemeente heeft Roor een werkgroep, Levende Stenen, die een gaven- en interessebank onderhoudt. Gemeenteleden vullen een formulier in dat op het moment van vacatures geraadpleegd kan worden. Veertig procent zegt: ik ben nu niet beschikbaar. Een handvol mensen is bereid een vaste taak op zich te nemen en op al die anderen mag de kerk alleen voor korte taken en ad hoc-klusjes een beroep doen. Daarmee redden we het niet in de toekomst.”
In die zin, zegt Heystek, kan het geen kwaad dat de overheid – met z’n participatiemaatschappij – bewust of onbewust een groter appel doet op de kerken in ons land. “De overheid schudt ons wakker.”