Als er een ding is waar we als christenen naar verlangen, maar ook zo mee worstelen, dan is dat wel het overdragen van ons geloof aan de volgende generatie. Kennis van de ontwikkelingsfasen van kinderen en tieners helpt.
0-3 jaar
In deze leeftijdsfase draait het om het geven van liefde en veiligheid. Deze fundamenten helpen kinderen om later iets te bevatten van de onvoorwaardelijke liefde die Jezus voor hen heeft. Wat doe je met dit gegeven in je kerk? Hoe bied je veiligheid en liefde aan de allerkleinsten? Is de ruimte gezellig en warm ingericht? Is er uitdagend en schoon speelgoed? Zijn de babyleiders zich er van bewust, dat door hen heen Gods liefde zichtbaar wordt? Wanneer de fundamenten liefde en veiligheid zichtbaar en voelbaar zijn in de crèche van de kerk, gaat het om meer dan oppas, dan wordt er gebouwd aan geloof.
Tips:
- Zorg voor een gezellige ruimte met mooi speelgoed
- Zorg dat leiders weten dat ze meer zijn dan een oppas
4-6 jaar
Jezus is voor veel kinderen in deze leeftijdsfase hun grote vriend, maar fantasie en werkelijkheid zijn nog moeilijk te scheiden. Het geloof in God is voor kleuters vaak heel vanzelfsprekend. Neem dit serieus! Het is een volwaardig geloof. Hoe groter ze worden, hoe meer hun geloof zich kan verdiepen. Zingen vinden kleuters heerlijk, ze beleven er veel plezier aan. Vol enthousiasme zingen ze “Is je deur nog op slot, maak ‘m open voor God”. Eén kind reageerde na het zingen van dit lied met “God past nooit in mijn hart”. Een hele logische opmerking als je fantasie en werkelijkheid nog niet van elkaar kunt scheiden. Hoe ga je om met die logica van kinderen? Spreek er eens over als team van kinderwerkers om nog beter aan te kunnen sluiten bij hun ontwikkeling.
Tips:
- Neem het grote geloof van kleuters serieus
- Houd rekening met het ‘magische denken’ van kinderen
7-9 jaar
In deze leeftijdsfase is de morele ontwikkeling voldoende ontwikkeld, om te bespreken wat goed is en wat niet. Deze kinderen zijn hierin nog echte zwart-witdenkers. Ook zijn het sponzen als het gaat om kennis en informatie.
Zondebesef… een lastig item, maar het kan op deze leeftijd wel aan de orde komen. Het spreken erover is nodig om te weten wat het betekent, dat God ons wil vergeven. De kinderen in deze groep genieten van een kinderdienst waarin vooral kennis wordt aangeboden en achtergrondinformatie bij de verhalen. Bijbelboeken uit je hoofd leren, bijbelverhalen plaatsen op een tijdlijn en een quiz met veel kennisvragen slaan aan. Heeft deze kennis ook daadwerkelijk een plek in uw kinderwerk? Het is een uitdaging voor kerk en gemeente om een leerlijn te hebben voor 0-12 jarigen die past bij hun ontwikkeling. Waarin doelen per leeftijdsgroep zijn opgesteld en de kinderwerkers kunnen putten uit passende materialen.
Tips:
- Speel in op de honger naar feitenkennis
- Maak werk van een leerlijn voor kinderen van 0-12 jaar
11- 15 jaar
Als jongeren in de vroege pubertijd komen, staat de volgende vraag centraal. Is geloven en is God een te ervaren werkelijkheid voor mij of alleen een verhaal, dat eigenlijk niet te geloven is? Jonge tieners denken veel na over geloven en vragen zich dan vooral af wat geloven voor nut heeft als het niet logisch is. Er zijn veel onuitgesproken vragen (nog moeilijk te verwoorden): wie ben ik? Bij wie wil ik horen? Wie is God voor mij? Antwoorden hierop grazen jonge pubers overal vandaan: school, muziek, jongerenbladen, tv, chatten en vrienden. Welke richting pubers uitgaan in hun denken over en beleven van geloven, heeft veel te maken met de mensen met wie ze in hun directe omgeving omgaan. Volwassenen (vooral buiten de ouders) zijn hierin belangrijke identificatiefiguren. Tieners ruiken, tasten en proeven als het ware de houdbaarheid en echtheid van dat geloven van volwassenen. Doet hij wat hij zegt? Neemt ze me serieus door naast te luisteren ook zijn/haar mening te geven?
Tips:
- Ga met ze op kamp, naar een festival, of organiseer wekelijks een club. Zorg dat tieners een band kunnen opbouwen met leeftijdsgenoten en rolmodellen (18 +)
- Maak gebruik van magazines en sites die de jongeren zelf gebruiken om antwoorden te vinden.
- Laat de vragen over ‘waarheid’ en ‘ervaring’ terugkomen in verschillende elementen van kerk-zijn.
- Zorg dat tieners ontdekken dat ze iets kunnen betekenen voor de wereld waarin ze leven.
15 –18 jaar
Deze groep gaat op zoek naar het evenwicht tussen wat ze zelf wil en wat ze van huis uit mee wil nemen. Uiteindelijk wordt de jongere steeds zelfstandiger. Minder afhankelijk van het gezin, minder afhankelijk ook van leeftijdsgenoten, maar veel meer een eigen koers varend. In deze leeftijd ontstaat wat we zouden kunnen vatten in begrippen als ‘positief zelfgevoel’ en ‘geweten’. De oudere puber probeert zijn eigen koffer met waarden en normen samen te stellen. Dit gevoel voor waarden en normen komt niet alleen van buiten, maar wordt nu ook van binnenuit gestuurd. Datgene wat de puber gelooft, is nu ook van hem geworden en minder afhankelijk van de peergroup en volwassen identificatiefiguren.
Tips:
- Laat deze groep haar eigen mening uiten, zonder af te kappen of naar beneden te halen.
- Zorg dat ze ervaren dat hun stem telt! (dus ook in vorm en inhoud van de kerk)
- Erken en bevestig deze groep in hun eigen leefwereld en de kennis die ze daarover hebben
Vanaf 18 jaar
De ontwikkeling zoals hierboven beschreven loopt door, alleen de nuance komt er nu bij. Er is meer onzekerheid, ook omdat de leefwereld van jongeren nu groter wordt. Deze groep gaat werken, studeren, een vaste partner zoeken, uit huis. Ze ontmoet mensen, gedachten en meningen die totaal anders zijn dan de eigen achtergrond. Dat kan soms verwarrend zijn. Volwassen mensen die dicht bij de jongeren willen staan zijn belangrijk in deze tijd.
Tips:
- Zorg dat er mensen zijn die een mentorrol aan kunnen nemen.
- Werk samen met (studenten)verenigingen waar jongeren zich toe aangetrokken voelen
- Stimuleer het bezoek van (christelijke) festivals die zich mede richten op identiteitsontwikkeling.
Uit idea(z)
Dit artikel werd geschreven voor idea 4 van 2013. IDEA is opgevolgd door ideaz, het praktijkblad over missionair kerk-zijn in wijk en wereld.