Hoe activeer je de vaak brede ‘rand’ van de kerkelijke gemeente? Scott Thumma en Warren Bird publiceerden er in 2011 een boek over onder de prikkelende titel: The Other 80 Percent.
Scott Thumma en Warren Bird gaan er vanuit dat zo’n 20% van de gemeenteleden op de een of andere manier actief betrokken is, terwijl de overgrote meerderheid van zo’n 80% feitelijk niet meedoet. Deze verhouding is niet het monopolie van de kerk, overal in de samenleving zien we de 20/80-verdeling terug. In hun boek zoeken de auteurs naar wegen om meer mensen te bewegen mee te gaan doen.
Taal doet er toe
Er zijn allerlei maatschappelijke processen die de binding van mensen onder druk zetten, maar de kerk staat daar niet volstrekt machteloos tegenover. Zo wijzen de auteurs op het taalgebruik. We praten bijvoorbeeld vaker over ‘leden’ dan over ‘discipelen’. Dat kleurt de beleving van mensen. Lidmaatschap is een administratieve categorie, terwijl discipelschap existentiëler is.
Onderzoek laat verder zien dat er een duidelijk positief verband is tussen de inzet van leden aan de ene kant en zaken als toerusting, een heldere visie, gerichtheid op geestelijke groei, relationele verbondenheid en aandacht voor afhakers aan de andere kant. Voor Bird en Warren is het bovendien van belang dat kerken inzetten bij hun sterke kanten. Welke groepen en bedieningen doen het goed en waarom? Enthousiasme werkt aanstekelijk en zal ‘randleden’ overtuigen om aan te haken.
Wees als gemeente ook helder over wat je verwacht van je leden, zeggen ze. Hier is nog een wereld te winnen. Het gaat bij Bird en Warren overigens niet primair om organisatorische verwachtingen, maar vooral om verwachtingen rond discipelschap. Niet deelname aan kerkelijke activiteiten staat voorop, maar (groei in) de navolging van Christus. Dat lijkt mij een belangrijk gebod bij het nadenken over meedoen van mensen.
Gaven én roeping
De onderzoekers pleiten daarnaast voor een inzet bij gaven, passies en talenten. Te veel nemen mensen vanuit schuldgevoel of een besef van (over)verantwoordelijkheid taken op zich. Heel gemakkelijk krijgt hun inzet daarmee iets trekkerigs en zo ook het functioneren van de gemeente. De Amerikaanse gemeente van de United Church of Christ in Norwell is ook vertrouwd met dit probleem, maar legt zich er niet bij neer. Ze zoekt een weg waarbij gaven centraal staan. Uitgedrukt in een formule: “Gifts + Call = Ministry”.1 Voor het functioneren van de gemeente worden gaven en een besef van roeping het uitgangspunt. Nadrukkelijk gaat het om deze combinatie! Mensen blijken ‘gavengeoriënteerd’ nogal eens te verwarren met ‘alleen dingen doen die je leuk vindt’. Vanuit het besef dat roeping ook altijd wat kost, probeert de gemeente deze houding te corrigeren. Het kerkelijke plaatje komt er zo heel anders uit te zien. Allerlei traditionele activiteiten verdwijnen. Waar gaven en roeping ontbreken, ziet de gemeente voor zichzelf (voorlopig) geen taak.
Van belang bij dit alles blijkt het opdiepen van gaven te zijn. Veel mensen hebben geen goed zicht op hun gaven, omdat ze deze in hun leven vaak niet of nauwelijks gebruiken. Daarom heeft de gemeente een gifts and call ministry team dat leden helpt om hun gaven en roeping te (her)ontdekken. Dat doen ze niet enkel met het oog op iemands plek binnen de gemeente, maar zeker ook met het oog op hun functioneren in de samenleving. Zo gebeurt het dat mensen van baan veranderen of hun huidige werk anders gaan invullen.
‘Buitenkerkelijke’ inzet
Dit laatste brengt me bij een wezenlijk punt in het nadenken over meedoen in de kerk. De 20/80 verhouding van Warren en Bird is sterk georiënteerd op de kerk als organisatie. Maar wat als zou blijken dat die tachtig procent zogenaamd ‘inactieven’ vooral druk zijn met dienst aan de samenleving? Zou je die inzet dan niet moeten honoreren als wezenlijk behorend tot dienst vanuit het Evangelie? Het zou de moeite waard zijn eens onderzoek te doen naar de inzet van kerkmensen in de bredere samenleving. Waar komen we ze tegen en hoe zien zij zelf de relatie tussen hun inzet en het volgeling willen zijn van Jezus Christus? En als ze die relatie duidelijk zien, zou de gemeente deze dienst in de samenleving dan niet veel meer moeten erkennen en ondersteunen als een belangrijke inzet ten dienste van het Koninkrijk?
Ik kom hier nog even terug bij de UCC-gemeente in Norwell. Omwille van het discipelschap van de leden in hun eigen leefwereld en in de bredere samenleving kan bezuinigd worden op de kerkelijke inzet, zo ontdekt de gemeente. Maar op de een of andere wonderlijke manier melden zich in Norwell toch steeds weer voldoende mensen om de gemeente gaande te houden. Als het eigen functioneren minder centraal komt te staan, blijkt het aantrekkelijker te worden om zich voor de gemeente in te zetten. Dat is een paradox om mee aan de slag te gaan…
Scott Thumma en Warren Bird, The Other 80 Percent. Turning Your Church's Spectators into Active Members, San Fransisco: Jossey-Bass 2011
1. Stephen Chapin Garner with Jerry Thornell, Scattering Seeds. Cultivating Church Vitality, Herndon: Alban Institute 2011