Op veel verschillende manieren zijn kerken betrokken bij mensen die in armoede leven. Ze geven financiële hulp en zijn betrokken bij voedselbanken. Hebben ze ook een rol in het zoeken naar structurele oplossingen?
Natuurlijk: armen zullen er altijd zijn (Deuteronomium 15 vers 11). Zelfs bij de beste voorzieningen zullen er altijd mensen zijn die door wat voor omstandigheden ook tussen wal en schip vallen, bijvoorbeeld door domme pech. Maar als de armoede grote groepen mensen betreft - met dezelfde achtergrond en voor lange tijd – dan is er structureel iets mis en zullen we aan verandering moeten werken. In hetzelfde hoofdstuk van Deuteronomium staat als perspectief en gebod van Godswege: “Overigens zal niemand van u in armoede leven...” (vers 4).
Het ‘recht van de arme’
Alle rechtsregels die we in het Oude Testament vinden en waar ook Jezus zich op beroept, hebben tot doel om armoede tegen te gaan door materiële nood en sociale uitsluiting te bestrijden. Ons valt dat vaak niet direct op, omdat die regels betrekking hebben op een heel andere tijd van boeren en herders. Bijvoorbeeld: een deel van de oogst moet blijven liggen voor de armen; er mogen geen levensnoodzakelijkheden, zoals een mantel of handmolen, tot onderpand genomen worden; er is een renteverbod (van de noodsituatie van iemand mag je geen gebruik maken om er beter van te worden); er zijn bepalingen over de herverdeling van het land zodat een ieder weer de beschikking krijgt over een stuk land, iets wat in de agrarische samenleving voorwaarde is voor het kunnen voorzien in het levensonderhoud.
Zo is er nog veel meer te noemen. Het betreft een geheel van regels dat armoede en sociale uitsluiting wil voorkomen en opheffen. Een heel belangrijk punt is daarbij dat het gaat om rechtsregels. Dat wil zeggen: bestrijding van armoede ligt in de sfeer van het recht en niet van de gunsten. Bij dat laatste beslist de hulpgever of hij iemand wel of niet wil helpen en onder welke voorwaarden.
Het rechtskarakter wordt nog eens onderstreept doordat deze regels door God gegeven zijn: het gaat dus om een goddelijk recht van de arme! Hulpverlening zal daarom altijd in het kader moeten staan van recht verschaffen en het werken aan oplossingen om te voorkomen dat mensen gebrek leiden en in afhankelijkheid terecht komen.
Sociale zekerheid
Het is van groot belang dat armen niet afhankelijk zijn van gunsten, waarbij de hulpverlener eenzijdig bepaalt of en onder welke voorwaarden iemand hulp krijgt. De invoering van de sociale zekerheid had tot doel om een einde te maken aan de bedeling van de armenzorg. Sluitstuk hierbij was de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965. Aan een ieder die niet over de middelen beschikte om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, moest bijstand worden verleend door de gemeenschap in de vorm van de overheid. Dit betekende een omslag van gunst naar recht. Het is van groot belang dat sociale zekerheid en sociale voorzieningen dit rechtskarakter hebben, ook in hun feitelijk functioneren, willen mensen in financiële nood niet vervallen in vernederende situaties. Kerken hebben hiervoor op te komen vanuit hun waarden van barmhartigheid en gerechtigheid.
De kerkelijke praktijk
Voor de kerkelijke praktijk op het terrein van armoedebestrijding betekent de gedachte dat armen recht hebben op een menswaardig bestaan dat hulpverlening moet gaan met:
- bondgenootschappen met armen en hun organisaties (niet voor, maar met mensen);
- het beroep op politiek en samenleving om in hun beleid vooral de positie van mensen die langdurig en soms blijvend op of onder het minimuminkomen zitten structureel te verbeteren.
Dit krijgt zijn vorm in de volgende activiteiten:
1) Het versterken van (groepen) armen in hun eigen kracht.
Een arme wordt vaak als een bundel tekorten gezien. Om recht te doen aan de waardigheid van mensen is het van belang om hen te helpen hun capaciteiten te ontwikkelen. Juist door goed te luisteren naar mensen in nood kun je respectvol zoeken naar mogelijkheden om krachten en potenties tot ontplooiing te brengen. Dat geldt ook in collectief verband. Organisaties waarin armen zelf activiteiten ondernemen, kun je ondersteunen: financieel, met ruimte, computers, inspiratie, kennis en nog meer.
2) Het stimuleren van bewustwording en erkenning van armoede.
Armen vormen in onze samenleving een minderheid, die niet invloedrijk is. Daarom is het van groot belang dat zij bondgenoten hebben onder niet-armen die opkomen voor hun belangen en zorgen dat het probleem van armoede erkend wordt. Zonder erkenning van een probleem kan niet aan de oplossing gewerkt worden.
3) Het signaleren en aankaarten van knelpunten bij lokale en regionale bestuurders en uitvoerders.
Dit betekent dat kerken zich regelmatig afvragen welke knelpunten ze tegenkomen in de hulpverlening en vervolgens gericht de betreffende instanties hierop aanspreken.
4) Het aanspreken van de landelijke politiek op het armoede- en inkomensbeleid.
Het betreft hier de hoogte van de uitkeringen, de wet- en regelgeving en voorzieningen als de zorgverzekering, de woontoeslagen en de studiefinanciering. Kerken kunnen juist op grond van de ervaringen die zij opdoen in het optrekken met mensen in de knel de samenleving en de politiek met grote kracht aanspreken op hun verantwoordelijkheid.
Hulpverlening: we zullen het nooit als vanzelfsprekendheid mogen zien. Het feit dat het nodig is, moet ons pijn (blijven) doen en aanzetten tot inzet voor structurele oplossingen.
Dit is een bewerkte en ingekorte versie van het artikel Armoede en Recht doen door dr. Herman Noordegraaf uit het Micha Zondag Kerkenpakket 2010.
Thema: Vrij van armoede
Dit artikel hoort bij het thema armoedebestrijding. Ontdek op ons thema-overzicht meer artikelen en mogelijkheden om met jouw christelijke geloofsgemeenschap of community een volgende stap te zetten.