Hoe leid je een club?

6 december 2011
  • Profielafbeelding van Henk van Dam
    Door:
    Henk van Dam

In het werken met kinderen is het heel belangrijk dat we ons realiseren hoe belangrijk de eerste acht levensjaren zijn. Invloeden en ervaringen van die periode gaan levenslang mee met een kind.

Wie ben je als kinderwerker?

Als kinderwerker mogen wij die eerste acht jaar, die beslissende fase, met een kind meelopen. Laten we ons realiseren hoe beslissend die periode is. Werken met jongeren is niet pas belangrijk wanneer kinderen tiener geworden zijn. Het gaat er juist om dat er dan een (h)echt fundament gelegd is. En dat is mede onze verantwoordelijkheid als kinderwerker.

Voorbeeld

Kinderen geloven via ervaringen die ze opdoen en via het voorbeeld dat anderen geven. Ze kijken naar ons en verbinden daaraan hun conclusie als het gaat om de vraag wie God is. Als kinderwerker draag je dus een hele verantwoordelijkheid. Die gedachte kan je soms verlammen. Maar dat hoeft niet. Want het komt uiteindelijk, juist in het werken met kinderen aan op echtheid. Kinderen weten wie je echt bent. Mogen kinderen weten wat in jouw hart leeft? Durf je daarin eerlijk te zijn? En als ze dat mogen zien, wie zien we dan?

Kinderwerker zijn werpt je terug op de vragen van je eigen geloof. Als je vanuit dat geloof met kinderen werkt, kun je van beslissende betekenis zijn op de weg van het geloof. Juist door ook in de gewone en alledaagse dingen met hen op te lopen en onderweg te zijn.

Goede grondhouding

Welke facetten van leiderschap ook aan de orde komen, van fundamenteel belang is de grondhouding van de leider ten opzichte van de groep. Realiseer je dat jij als leider voor kinderen het ‘plaatje van het Evangelie’ en het ‘plaatje van wie God is’ bent. Zeker voor jongere kinderen geldt: God is zoals de juf of meester die over Hem vertelt is. Als je vertelt dat God iemand is die altijd tijd voor je heeft en bij Wie je altijd terecht kunt, dan is het belangrijk dat jij zelf als kinderwerker zo bent: iemand die tijd heeft en beschikbaar is juist ook in die heel gewone dingen van de club en van het omgaan met de kinderen. Wanneer je zelf zo bent, geloven kinderen eerder dat God ook zo is. Maar als je prachtige verhalen vertelt over God die altijd beschikbaar is, maar zelf heb je nooit tijd, dan wordt het voor kinderen heel moeilijk om te geloven dat God is zoals je verteld hebt.

In onze grondhouding zijn vier woorden belangrijk:

  • Tijd
  • Aandacht
  • Vertrouwen
  • Geborgenheid

Voor kinderen zijn dit voorwaarden om zich op een goede manier te kunnen ontwikkelen, het zijn zelfs levensvoorwaarden zou je kunnen zeggen. En juist deze, zo heel fundamentele dingen zijn voor kinderen vaak ver te zoeken. Des te belangrijker dat wij ze als leiders gestalte geven en uitstralen. Het zijn tegelijk ook grondnoties van het Evangelie. Dat betekent: door zo te zijn bied je kinderen wat ze nodig hebben en in de wereld om hen heen missen. Het betekent ook: je laat iets zien van de inhoud en de betekenis van het Evangelie dat je uitdraagt. Het gaat om spreken en handelen.

Hoe geef je je boodschap door?

Belangrijk is dat we ons realiseren dat we als kinderwerkers (veel) meer zijn dan alleen mensen die een verhaal uit de Bijbel vertellen en daar omheen wat leuke dingen met kinderen doen. In wie we voor hen zijn, zijn we ook iets van de Boodschap waarover het gaat.

Het verhaal van de Emmaüsgangers is in dezen sprekend! We zetten vanuit dit verhaal een aantal principes op een rij met betrekking tot de vraag hoe je gestalte geeft aan een goede houding, juist als het gaat om het doorgeven van en het voorleven van de Boodschap.

Jezus weet de antwoorden op alle vragen van de Emmaüsgangers.

Sterker, Hij is zelf het antwoord. Toch begint Hij met te vragen wat er aan de hand is. In de praktijk van het omgaan met kinderen is het belangrijk dat we belangstelling hebben en naar hen willen luisteren. Zo horen we wat hen bezighoudt, wat hun vragen zijn, waarvoor ze belangstelling hebben, naar welke tv-programma’s ze kijken, welke boeken of strips ze lezen, wat ze doen met vriendjes en vriendinnetjes en ga zo maar door. Doordat we dat weten kunnen we directer aansluiten bij hen en ‘landt’ de Boodschap beter.

Jezus wandelt mee met de Emmaüsgangers.

Een heel treffend beeld. Ook al weet Hij dat ze de verkeerde kant opgaan (straks gaan ze immers terug), toch loopt Hij mee. Een belangrijk kenmerk voor onze houding: niet meteen ingrijpen en corrigeren, maar meewandelen, ook met kinderen. Misschien soms wel heel letterlijk: op kamp of tijdens een spel samen wandelen en dan komen de gesprekken. Opvallend is dat daardoor het gesprek vordert, de vragen komen en het omkeerprincipe ontstaat: Jezus begint met vragen stellen maar al meewandelend gaan de Emmaüsgangers Hem vragen stellen. Daar gaat het om: dat kinderen door onze houding ons vragen gaan stellen. We zien hier het positieve effect van het uitstelprincipe: Jezus kan meteen inhaken en met Zijn antwoorden komen maar doet dat niet. Dat blijkt zeer effectief te zijn. Je zou dit liefdevol luisteren kunnen noemen. Daardoor ontdek je bijvoorbeeld met name in pastorale situaties dat achter een vraag die kinderen stellen ook voor hen soms onbewust een heel andere vraag schuil kan gaan. Dat zie je in het gesprek tussen Jezus en de Emmaüsgangers ook. Achter hun eerste opmerking gaat een heel andere vraag schuil. Belangrijk is dat we proberen om de achterliggende vragen (wat zeggen kinderen niet) op het spoor te komen, daar zit namelijk meestal het hart van hun probleem. Liefdevol luisteren dus, maar tegelijk ook heel duidelijk gericht op de ander. Liefdevol en gericht luisteren, daar gaat het als eerste om.

Jezus onderwijst de Emmaüsgangers.

Pas nadat de Emmaüsgangers hun verhaal hebben gedaan neemt Jezus het woord en legt hen het Evangelie uit. Let op de zeer typerende volgorde: eerst het verhaal van de ander, dan pas ons verhaal. Ook hier weer zie je hoe dat gaat: Jezus begint niet meteen bij Zichzelf en dropt Zijn antwoord/boodschap, nee, Hij begint bij het begin, bij wat voor de Emmaüsgangers bekend is en neemt ze van daaruit mee. Voor de praktijk van het werken met kinderen betekent dat: aansluiten bij hun beginsituatie en van daaruit op weg gaan.

Als je deze lijnen vanuit het verhaal van de Emmaüsgangers op je in laat werken zie je een heel duidelijke lijn voor onze houding als kinderwerker. Vanuit het kennen van hun beginsituatie, vanuit het weten wie ze zijn en wat er leeft onder hen zonder daar gelijk op in te haken komt er ruimte voor het gesprek waarin we aansluiten bij hen en zij aansluiting ervaren bij ons. Uiteindelijk loopt dat proces uit op het leren kennen van Jezus.

Als laatste voor wat betreft dit onderdeel: hoe groot onze verantwoordelijkheid ook is, we mogen weten dat het ten diepste Gods werk is dat kinderen Hem leren kennen. Hij doet het. Wij zijn instrumenten en de vraag is of we beschikbaar zijn. Minder is te weinig, meer is niet nodig. Als wij beschikbaar zijn doet Hij door ons heen de rest. Dat geeft rust en bewaart ons voor krampachtigheid.

Orde houden

Naast het overbrengen van de Boodschap is ook het omgaan met de groep van belang. We beperken we ons tot een veel voorkomende vraag van vooral startende kinderwerkers, namelijk de vraag naar orde houden.
Ook in het werken met (jonge) kinderen kan die vraag in sterke mate spelen, zeker als je net begint. Je wordt regelmatig geconfronteerd met afwijkend gedrag en staat voor de vraag hoe je daarmee omgaat.
Als uitgangspunt nemen we een situatie op een kamp waar tegen de afspraak/regel in drie kinderen op zondagmiddag niet meedoen met het spel maar op de slaapzaal luisteren naar de radio. We praten over de vraag wat onze eerste reactie is als we als tienerleider hen aantreffen en wat we uiteindelijk in die situatie willen bereiken. Door dat gesprek komen we een veel voorkomende valkuil op het spoor, namelijk die van de schijnruimte. Uiteindelijk is de vraag of er in jouw denken als kampleider ruimte is voor de deelnemers om boven te blijven of niet. Schijnruimte is dat je door wat je zegt de indruk geeft dat die ruimte er is, terwijl dat in werkelijkheid in jouw denken niet het geval is. Dan ontstaat onduidelijkheid en irritatie. Belangrijk is dat je wijze van optreden in een bepaalde situatie afgestemd is op wat je uiteindelijk in die situatie wilt bereiken.

Regels

Achter dit voorbeeld zit de vraag naar het omgaan met regels. Welke regels stel je op? Regels moeten:

• Duidelijk zijn (niet voor meerdere uitleg vatbaar)
• Consequent gehandhaafd worden (als een regel overtreden wordt, doe dan in elk geval iets, maar laat het niet onbenoemd voorbijgaan)
• Functioneel zijn, passend bij de situatie
• Controleerbaar zijn
• Gezamenlijk worden afgesproken en gezamenlijk gehandhaafd

Consequent-zijn

Met name consequent-zijn is belangrijk. Een regel is een grens. Kinderen willen weten of een grens echt is. Dat ontdek je maar op één manier: de grens overgaan en kijken wat er dan gebeurt. Belangrijk is dat er altijd iets gebeurt. Je kunt ervoor kiezen om de grens te handhaven en iemand terug te roepen, je kunt er ook voor kiezen om de grens te verleggen en bij te stellen.

Gehoorzaamheid

Handhaven van regels heeft te maken met gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid is in wezen niets anders dan dat je je houdt aan grenzen die afgesproken zijn. Dat is een sleutelgegeven voor een kind op weg naar volwassenheid.
Kinderen zijn op weg naar volwassenheid bezig met het ontdekken van de eigen identiteit. Ze ontdekken wie ze zelf zijn in de weg van het experiment: daardoor leer je je eigen grenzen en mogelijkheden kennen. Maar voor dat experiment is ruimte nodig. Die ruimte moet wel veilig zijn, anders durf je niet te experimenteren. Veilige ruimte is begrensde ruimte. Gehoorzaamheid is: kinderen vragen zich aan de grenzen van de ruimte te houden.
Let eens op wat er aan de hand is als dat niet gebeurt: dan is de ruimte niet meer begrensd, niet meer veilig. Dan verlamt het experiment. Het proces van ontdekken wie je zelf bent stagneert en dus word je niet volwassen.
Gehoorzaamheid is dus een uitermate wezenlijk gegeven voor kinderen op weg naar volwassenheid.

Wellicht vind je dit ook interessant

Jeugdwerker? Jouw ziel doet ertoe

Jeugdwerkteams staan soms verbaasd te kijken als ze bij LEF binnenstappen voor hun eerste trainingsevent van de Learning…
Lees verder

5 x Jeugdwerk XS

Een moeder uit een gemeente vertelde me eens wanhopig: “Ik ben de tienerleider, mijn dochter van zestien en mijn z…
Lees verder

Hoe houd je het vol?

Hoe houd je het vol in het tienerwerk? Het antwoord: verwacht het van de Here en alles komt goed! Je krijgt nieuwe krach…
Lees verder