Een veelvoorkomende leeftijdsindeling in de catechese is 12/13 jaar, 14/15 jaar en 16-20 jaar. Elke doelgroep heeft een andere manier benadering nodig.
12/13 jaar
Het kind van 12/13 jaar verkeert in het grensgebied tussen basisschool en voortgezet onderwijs en kenmerkt zich door een bepaald evenwicht, het is nog niet in de stormachtige puberteitsfase beland. Voor het schoolkind van 8 - 12/13 jaar is de school een belangrijk instituut voor kennis- en cultuuroverdracht. De wereld wordt voor de beleving van het kind steeds groter en deze ontdekkingsreis gaat gepaard met een honger om de werkelijkheid te leren kennen.
Op de leeftijd van 12/13 jaar beginnen zich veranderingen te voltrekken. Tot die tijd vraagt het gevoelsleven nog niet de aandacht die het kort erna eist. De interesse van het kind is nog gericht op feiten in plaats van diepe levensvragen.
Voor deze leeftijdsgroep zijn prestaties belangrijk. In de catechese kan op beide kenmerken van catechisanten uit deze zogenaamde prepuberteit worden aangesloten. Zoals hiervoor is geschetst, was het tot voor kort. Want juist met betrekking tot de genoemde punten zijn in deze leeftijdsgroep verschuivingen waarneembaar.
De laatste tien jaar lijkt het wel of de puberteitsfase vroeger begint. De catechisanten in deze leeftijd beginnen zich al eerder te oriënteren op hun manier van leven, al dan niet in relatie tot groepsnormen. Gevoelens spelen een grotere rol, mede onder de invloed van de media waarin het gevoel een steeds dominantere plaats inneemt.
Kernwoorden voor de opzet van een catecheseles zijn: Concreet, beeldend, imitatie en kennisoverdracht.
14/15 jaar
Pubers en tegenstellingen horen bijeen. Het ene moment zijn ze uitgelaten, het volgende uitgeteld. Ze kunnen hun gevoelens niet goed beheersen. Wel willen ze het roer van hun leven in eigen handen nemen. Daarbij kijken ze kritisch naar zichzelf en anderen vanuit het waardepatroon van de groep waarbij ze horen.
Er vindt losmaking van de ouders plaats, waarbij ouders vaak beter kunnen ondersteunen dan sturen. Via allerlei experimenten vormen ze hun eigen mening. Waarden, normen en andere gewoonten worden door pubers getoetst op eerlijkheid en echtheid. Gevolg is dat volwassenen door de mand vallen, omdat ze niet altijd doen wat ze zeggen. Voor pubers zijn volwassenen nogal eens een bedreiging in hun groei naar onafhankelijkheid. Ze conformeren zich sterk aan de normen van de groep waarbij ze horen. Er ontwikkelen zich relaties en op seksueel gebied vinden experimenten plaats.
Al met al maken pubers een stormachtige tijd door. Menig catecheet of leider van een jeugdclub breekt zich daar het hoofd over. Toch kunnen deze mensen veel betekenen voor een puber op zoek naar zichzelf. Als ze autoriteit afwijzen, hoeft dat niet te betekenen dat ze niets van autoriteiten (willen) leren. Pubers worstelen soms met een negatief zelfbeeld. Hun gedrag dat aandacht trekt, kan een kreet van verwarring zijn en gevolg van een negatief zelfbeeld. Voor de vorming van hun identiteit zijn goede identificatiefiguren belangrijk.
Bij het geloof speelt eenzelfde proces. De onthechting van de ouders loopt vaak parallel met de onthechting van de God van de ouders. Jongeren stellen vragen bij het geloof in God en gaan met deze vragen experimenteren, waarbij zij ouderen uitdagen om eerlijke antwoorden te geven. Daarom is het belangrijk dat in de kerk jongeren geleid worden door godvrezende mensen, die eerlijk en authentiek zijn en vanuit persoonlijke beleving kunnen vertellen wie God voor ze is en wie Hij voor jongeren wil zijn. In een dergelijke relatie kunnen ontmoetingen van hart tot hart ontstaan, die een onuitwisbare indruk maken op pubers. Even later kunnen ze weer tegendraads zijn om te verbergen dat het hen geraakt heeft, maar er blijft iets van hangen.
Kernwoorden voor de opzet van een catecheseles zijn: Affectie, ruimte voor eigen inbreng, duidelijkheid, relevantie en identificatie.
16-20 jaar
Bij jongeren van 16 jaar en ouder vindt psychische verdieping plaats. Zij kampen nog met zin- en identiteitsvragen, maar zijn ook duidelijk op zoek naar oriëntatiepunten. Het is van belang om hen serieus te nemen. Jongeren in deze fase zoeken naar kennis om te leven in een gecompliceerde samenleving. Zij lopen met vragen over hun toekomstige beroep, studie, huwelijk, levensbeschouwing en de gevolgen hiervan voor het leven. Deze jongvolwassenen worden steeds vaker gedwongen steeds meer keuzes maken, om positie te kiezen op allerlei gebied. Heel belangrijk voor hen zijn identificatiefiguren waar zij op terug kunnen vallen, maar ook vaste oriëntatiepunten die hen de weg wijzen. Deze jongeren slaan de weg van verdere persoonsvorming op het gebied van gedragingen, opvattingen, normen en waarden in. Er vindt losmaking plaats van het gezin, terwijl het gezin ook weer een belangrijk oriëntatiepunt blijft bij de meeste jongeren.
Catechese mag op deze zoektocht een belangrijke plaats innemen. Na de moeilijke Sturm und Drang-periode volgt er een periode van interesse omdat ze langzaam het stuur van hun leven in eigen handen gaan nemen. Heel belangrijk is om hen oriëntatiepunten aan te reiken tijdens catechese. Deze punten dienen aan te sluiten bij de vragen van deze tijd, maar ook vragen met betrekking tot het heil en de toe-eigening daarvan dienen aan de orde te komen. Het moet op de catechese gaan over hoe zij moeten staan in deze tijd waarin van alles zich aandient, maar ook levensbeschouwelijke vragen met een persoonlijke toespitsing dienen behandeld te worden.
Kernwoorden voor de opzet van een catecheseles zijn: Oriëntatie, verdieping, meningsvorming en relevantie.