Daar zit ik dan in Paramaribo in een zaaltje van het Surinaams Bijbelgenootschap. Met een paar Surinaamse kerkleiders en professor Jabini praten we na over de lezing die hij zojuist gaf: Kerk en het slavernijverleden.
Uit de lezing wordt zichtbaar dat de kerk en het christelijk geloof ook onderdeel zijn van dat slavernijverleden. Het was een tijd waarin het gewoon was dat ook predikanten slaven hadden. Vanuit de Bijbel werd het hebben van slaven gerechtvaardigd.
We voerden klassikaal eerder al een gesprek. Daarin werd duidelijk hoe verschillend ook Surinamers over het slavernijverleden denken. 'We moeten er meer aandacht aan geven.' Of juist: 'Laat het verleden toch liggen.' Maar voor mij werd pas in deze kleine kring aan tafel het gesprek intens, in de goede zin van het woord. Een gevoel van diepe verbondenheid en oprechte interesse in de ander en zijn/haar perspectief op het geheel. Een confronterend gesprek tijdens een voor mij zeer leerzame reis.
Studiereis
Begin september ging ik op uitnodiging van het Nederlands-Vlaams en Surinaams Bijbelgenootschap, mee naar Suriname. Een 10-daagse studiereis in het kader van 150 jaar afschaffing van de slavernij. Het was een bijzondere reis. Naast de diverse lezingen en gesprekken met kerkleiders, maakten we ook kennis met het land en haar historie. Onder begeleiding van onze gids Pukushina leerden we de stad Paramaribo kennen en bezochten we oude plantages. In de binnenlanden bezochten we diverse Marron-dorpen. Deze Surinaamse bevolkingsgroep ontstond uit de ontsnapte tot slaafgemaakte mensen en leeft in de jungle met tradities en gewoonten waarin je de Afrikaanse inheemse tradities terugziet.
We zagen de invloed op het land, de cultuur, de politiek en het eten van de Chinese, Javaanse, Indiase en andere contractarbeiders die na de afschaffing van de slavernij naar Suriname zijn gehaald. Contractarbeiders die vaak met halve waarheden of leugens hierheen werden gehaald, om onder moeilijke omstandigheden een nieuw bestaan op te bouwen. We leerden de hartelijkheid en bijzondere liefde voor samen (veel) eten van de Surinamers. Bij elke ontmoeting werd steeds duidelijker hoe weinig ik weet van het land Suriname en van onze gedeelde geschiedenis.
Geestelijke en emotionele wonden
En daar aan dat tafeltje in de met TL-verlichte zaal spraken we verder. Wat bedoelde de professor met zijn opmerking: 'De fysieke wonden zijn geheeld, maar de geestelijke wonden zijn er nog wel.' Op welke wonden doelt hij? De professor, een tengere Surinaamse man met glimmende pretoogjes, neemt het woord en begint te vertellen over welke effecten hij nu nog steeds ziet binnen de Surinaamse gemeenschap. Ten eerste zie je dat er onderling veel wantrouwen is binnen de zwarte gemeenschap. Er lijkt meer vertrouwen te zijn in een wit persoon dan in iemand anders binnen de zwarte gemeenschap. Dit is terug te leiden naar de verdeel-en-heers-tactieken van de slavenhouders. Slavenhouders zorgden er namelijk voor dat het aantrekkelijk werd om mede-tot-slaaf-gemaakten te verraden of in een kwaad daglicht te stellen. Het moest voorkomen dat de slaven zichzelf als een eenheid zagen en daarmee een bedreiging werden voor de slavenhouders.
Gebroken gezinnen
Er zijn veel gebroken gezinnen in Suriname. Veel gezinnen waar de vader afwezig is. Dit is ook te herleiden naar het slavernijverleden. Als tot slaaf gemaakte mocht je namelijk niet trouwen, want als slavenhouder wilde je de slaven apart van elkaar kunnen verkopen. Wat ook vaak gebeurde. Dus de vrouw werd de kern van het gezin en vaders waren vaak afwezig. Dat zie je nu nog steeds.
Ideale huidskleur
Je ziet het in het nog steeds geldende ideaalbeeld van 'hoe lichter de huid en hoe minder kroeshaar je hebt, hoe beter en mooier'. Wat je destijds zag was dat de mate van de kleuring van je huid bepaalde hoe zwaar je werk werd. Had je een lichtere huid? Dan mocht je lichter werk rondom het huis doen. Had je een donkerdere huidskleur? Dan kreeg je eerder het zware werk op het land.
Opvallend genoeg zie je het zelfs terug in de beroepskeuzes die gemaakt worden. Nu nog steeds zijn banen in de agrarische sector niet gewild. Een sector die veel potentie heeft door de vruchtbaarheid van het land, maar waar weinig mensen voor te vinden zijn.
Het duizelt mij als ik van de geestelijke wonden hoor. Hoe oude onrechtvaardige systemen doorwerken van generatie op generatie. 'Maar het is toch zo lang geleden, zand erover.' lijkt geen recht te doen aan de gebrokenheid die nu nog ervaren wordt. En opeens werd ik geconfronteerd door de gedachte: hoe heeft dit onrechtvaardige systeem uit het verleden zijn doorwerking gehad in de Nederlandse gemeenschap; in mij?
'Hoe schuldig ben jij?'
Voorafgaand aan mijn reis sprak ik verschillende mensen en luisterde ik ter voorbereiding naar de podcast ‘De plantage van onze voorouders’. En ik merkte dat vaak rond het slavernijverleden de vraag wordt gestel: ‘Hoe schuldig ben je?’. Er lijkt een mechanisme te zijn om jezelf te willen rechtvaardigen. Zo slecht ben ik niet. Jezelf op een weegschaal leggen en te wijzen op anderen die meer schuld hebben dan jij. 'Oh, mijn voorouders hadden aandelen in een plantage, maar waren zelf geen slavenhouder.' Ik hoor mijzelf denken: 'Ik heb geen voorouders die behoorden tot de Nederlandse elite, die met slavernij te maken hadden. Mijn voorouders waren simpele turfscheppers in Noord-Nederland. Ik heb hier toch niets mee te maken?'
Ik merk dat zo'n perspectief mij, jou, Suriname of Nederland, niet verder helpt. Het is een mechanisme dat ons ervan weerhoudt om in de spiegel te kijken en te checken of je wellicht blinde vlekken hebt. Dit perspectief hoor ik ook terug in discussie met kerkleiders. 'Ik heb niets met dit thema. Dit zit ook niet in onze kerkelijke historie. Onze evangelische kerk is pas ver daarna begonnen.' Ook in de bredere evangelische beweging in Nederland zie ik maar mondjesmaat aandacht voor dit stukje van onze historie.
Ik denk dat onwetendheid een van de effecten is van het slavernijverleden.
Onwetendheid
Ik denk dat het onder ogen komen van hoe de onrechtvaardige systemen uit het verleden invloed op ons hebben, een meer vruchtbare weg is. Terwijl dit kwartje valt, stel ik daar aan tafel de vraag: 'Mag ik een poging doen om te verwoorden wat ik denk dat de gevolgen zijn van het slavernijverleden op de Nederlanders?' Mijn Surinaamse tafelgenoten kijken mij aan en ik begin voorzichtig en onzeker: 'Ik denk dat onwetendheid een van de effecten is van het slavernijverleden.'
Veel Nederlanders weten weinig van onze gedeelde historie. Ík weet er weinig van af. Er is weinig weet van wat er heeft gespeeld en nu nog steeds speelt in oude koloniën van Nederland. Weinig mensen weten zelfs dat het Koninkrijk der Nederlanden nu nog steeds bestaat uit vier landen. Dat we ook nog drie bijzondere gemeenten hebben. (Ik moest dit zelfs nog even online opzoeken voor dit artikel om er zeker van te zijn). Ik realiseer mij dat het superieure gevoel dat nodig was om slavernij in stand te houden betekende dat je ook geen interesse kon hebben in de tot slaafgemaakten. Er moest een mate van desinteresse en onwetendheid zijn, want anders was slavernij niet houdbaar. Maar nu nog steeds zie ik die onwetendheid en desinteresse. Dat er in Nederland eigenlijk pas sinds enkele jaren buiten de Surinaamse gemeenschap meer interesse is gekomen voor Keti Koti (de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli) is tekenend. En dan heb ik het nog niet eens over de moderne slavernij die vandaag de dag nog volop speelt.
Economische handelsgeest
Een ander aspect dat hierin meespeelt is onze economische handelsgeest. Ik schok ervan om te horen dat de afschaffing van de slavernij niet zozeer werd geïnitieerd vanuit een besef van de onrechtvaardigheid van het systeem, maar doordat de slavernij niet meer economisch rendabel was. Het was vooral door het gebrek aan winst dat de stemmen die wezen op het onrecht de ruimte kregen om gehoord te worden. Deze economische handelsgeest zal ook de reden zijn geweest dat we als Nederland een van de laatsten waren die de slavernij afschaften. In hoeverre wint deze economische handelsgeest het nog steeds van recht in ons land? Blijven we onrechtvaardigheid door de vingers zien in het economische of welvaartsbelang? Ik moet denken aan de klimaat- en migratiediscussie. En laat ik het voor onze evangelische alliantie dichterbij brengen: in hoeverre is ons verlangen naar een opwekking ofwel kerkvernieuwing gedreven doordat het nou eenmaal duidelijk is geworden dat hoe we nu kerk zijn, en zijn geweest, niet rendabel is voor de toekomst?
In hoeverre wint deze economische handelsgeest het nog steeds van recht in ons land?
Spiegel
De beschrijvingen van mijn broers en zussen in Suriname van wat zij nu nog steeds zien als gevolgen van het slavernijverleden, zetten mij een spiegel voor. En in dat alles krijg ik een diep besef dat de gevolgen van het slavernijverleden ook in mij zitten.
Plots wordt ons gesprek onderbroken. De bus staat voor, klaar om ons naar het hotel te brengen. Maar het voelt niet goed om dit gesprek zo te eindigen. Gelukkig is er altijd tijd voor gebed. Samen met mijn Surinaamse broers en zussen geven we elkaar de hand. Ik mag bidden en daarin komt weer sterk het besef dat we Jezus zijn verzoenende werk ook nu zo hard nodig hebben. Dat we Gods Geest nodig hebben die in ons en in onze landen herstel en verzoening bewerkt. Kom, Heer Jezus, kom.
Thema: Gerechtigheid
Over Martine Versteeg
Martine Versteeg is interim-directeur van MissieNederland en daarnaast netwerkleider Kerk & Jeugd.