Het herdenken van 150 jaar afschaffing slavernij valt in dit jaar samen met ons 50-jarig bestaan als MissieNederland.
Het voelt ergens gek, want ook al zijn ze beiden een soort van jubileum, spreken we bij de één over gedenken en bij de ander over vieren. Want dat er überhauptmensen tot slaaf gemaakt werden, is pijnlijk. En dat dit verleden een bron vormt waarvan mensen vandaag de dag nog de gevolgen ervaren, maakt zichtbaar dat er nog veel werk te doen is, ook in ons land en in de kerk. Bovendien zien we dat slavernij in de moderne wereld nog steeds niet tot het verleden behoort. Het past wat mij betreft beter om bij 150 jaar afschaffing slavernij te spreken over herdenken dan vieren.
Ook al hebben deze twee gebeurtenissen in zichzelf weinig met elkaar te maken, was ik wel diep geraakt door de bijzondere plek die de afschaffing van slavernij heeft in de historie van onze organisatie. Als gevolg van ons eigen jubileum zijn we ons als team gaan verdiepen in onze historie. Niet alleen rondom de start van de Evangelische Zendingsalliantie (EZA) 50 jaar geleden, maar ook verder terug, richting de internationale start van de Evangelische Alliantie. En in die zoektocht kwam ik een bijzonder stuk historie tegen.
In het Engeland van het midden van de 19e eeuw was de maatschappelijke situatie verre van rooskleurig. Door de industrialisatie waren krottenwijken ontstaan in de steden. Alcoholisme, criminaliteit, kinderprostitutie en sociale uitbuiting namen toe. Terwijl in de theologie een opmars van de vrijzinnigheid plaatsvond, groeide het bijgeloof onder het volk. Al lang hadden christenen urgente problemen in kerk en maatschappij moeten aanpakken. Maar de evangelische kerken werden verlamd door hun onderlinge verdeeldheid en hun opsplitsing in allerlei groepen. Het was tegen deze achtergrond dat het internationale gezelschap bijeenkwam, bezield door een verlangen om hun eenheid in Christus voor de wereld zichtbaar te maken, en gezamenlijk gestalte te geven aan hun roeping in de wereld. Zo ontstond op die dag de Evangelische Alliantie, die wij als MissieNederland nog steeds hier in Nederland vertegenwoordigen.
Eén van de punten die in de vergadering van 1846 afgewikkeld moesten worden voordat men daadwerkelijk kon overgaan tot de oprichting van een Evangelische Alliantie, was het formuleren van een gemeenschappelijke geloofsbasis, op grond waarvan kon worden bepaald of iemand als lid kon worden toegelaten.Deze kwestie leidde - hoe kan het ook anders in een theologisch zo divers gezelschap - tot verhitte debatten. Het uiteindelijke resultaat had dan ook niet ieders goedkeuring. Sommigen vonden dat er te weinig was vastgelegd. Anderen meenden dat de leerstellige grondslag juist ruimer moest worden geformuleerd, zodat bijvoorbeeld ook de Quakers voor lidmaatschap in aanmerking kwamen. Ook in de jaren daarna bleef de geloofsbasis een discussiepunt. Ook werd er een aantal besluiten genomen, waarin werd vastgelegd hoe evangelische christenen met elkaar om dienden te gaan, in het bijzonder wanneer er onenigheid zou ontstaan. De stelling dat christelijke liefde meningsverschillen kon overwinnen werd gezien als essentieel. John Angell James riep de conferentie op om 'een van de grootste opdrachten te vervullen, waartoe God zijn volk, de hele geschiedenis door, geroepen heeft' - de opdracht om elkaar lief te hebben.
Nauwelijks was deze kwestie afgewikkeld, of er diende zich een probleem aan. De Engelse baptist Hinton diende een voorstel in, waarin houders van slaven werden uitgesloten van lidmaatschap. Dit leidde tot hevig protest van de zijde van de Amerikaanse afgevaardigden. Zelf waren zij weliswaar geen verdedigers van de slavernij, maar zij wilden bij de afschaffing ervan voorzichtiger en meer geleidelijk te werk gaan. Zij waren van mening dat de Britten niet het recht hadden om hun eigen overtuigingen aan anderen op te leggen. Maar de Engelsen waren niet te vermurwen. Het bestrijden van de slavernij stond bij hen hoog op de agenda. William Wilberforce, Lagerhuislid en evangelisch christen, was degene geweest die er in 1807 een verbod op de slavenhandel door wist te krijgen. Het zou echter nog jarenlange strijd kosten - en felle protesten, onder andere van de Evangelische Alliantie,- voor de slavenhandel uit heel Europa verdwenen was. De onenigheid over het lidmaatschap van slavenhouders maakte één ongedeelde, wereldwijde alliantie van evangelische christenen voorlopig onmogelijk. Tenslotte kwam men tot een compromis: een netwerk van afzonderlijke, nationale organisaties, die niet aansprakelijk waren voor elkaars beleid. En zo kwam het dan toch tot de oprichting van de EA. Het volgende citaat is afkomstig uit de oorspronkelijke resolutie van 1846: "Derhalve zijn de deelnemers aan deze conferentie ten diepste overtuigd van de wenselijkheid om een dergelijk verbond op te richten. Dit verbond moet gebaseerd zijn op de belangrijke evangelische principes, en elk lid van de kerk van Christus de gelegenheid bieden om de broederliefde in praktijk te brengen, christelijke gemeenschap te beoefenen en de gemeenschappelijke taken, die zich aandienen, aan te vatten." De oprichting van de Evangelische Alliantie kan worden beschouwd als het eerste oecumenische initiatief in de geschiedenis. Voor het eerst bleken christenen in staat hun geschillen te relativeren en elkaar over kerkelijke grenzen te herkennen als broeders en zusters in Christus. Een belangrijke omslag in een kerkgeschiedenis die tot op dat moment vooral getypeerd werd door een trieste reeks van scheuringen.
Dit stukje geschiedenis doet mij beseffen dat er iets bijzonders gebeurde in 1846 daar in London. Het maakt mij ook ergens nederig. Want laten we eerlijk zijn: vermoedelijk hadden de Nederlanders gezwegen over lidmaatschap van slaveneigenaren bij de alliantie. Daar staat niets over geschreven, maar slavernij was lange tijd een bron van rijkdom voor ons land. Dat zal wellicht ook de reden zijn dat Nederland een van de laatste landen was wat slavernij afschafte. Het is goed om ook dat onder ogen te zien.
Een jubileum waarin we gedenken ofwel vieren laat ons niet alleen achteruit kijken, maar vraagt ons ook om vooruit te kijken. Zoals Rev. Martin Luther King ook vooruitkeek in zijn wereldberoemde preek ‘I have a dream’. Ik droom ervan dat de kerk in Nederland opstaat in haar overtuiging dat alle mensen naar het beeld van God zijn gemaakt. Dat zij oprecht model kan staan voor een viering van diversiteit en daarmee eenheid bevordert. Deze reis blijft een uitdaging, maar samen met vele anderen in de kerk zijn we vastbesloten om het hart van onze Vader voor alle mensen te weerspiegelen.