‘Als er een vrouw spreekt, dan kom ik niet.’ Deze uitspraak komt niet alleen voor in mijn onderzoek naar vrouwen in leiderschap, maar hoorde ik ook zelf (weer) afgelopen zomer. Ik ging voor in een baptistengemeente. Een gemeente waar ik me erg thuis voel en waar er door meerdere mensen met waardering wordt gesproken over mijn spreken. Toch blijven er nog steeds mensen thuis wanneer er vrouwen spreken in deze gemeente.
Hoewel het gaat om een enkeling, heb ik mij wel afgevraagd: ‘Wat maakt dat iemand wel lid blijft van een gemeente waar in het leiderschap en het spreken ruimte is voor genderdiversiteit, maar niet naar de samenkomst komt als er iemand – op uitnodiging van de oudstenraad – het Woord van God komt delen?’ En hoe gaan we hier pastoraal mee om? Wordt het besproken tijdens het huisbezoek? Worden deze personen aangemoedigd om er nog eens op te studeren? Of wellicht gevraagd om elders een gemeente te zoeken? (Ik vermoed niet dat dit gebeurt en moedig dit ook niet zozeer aan).
Momenteel doe ik een promotieonderzoek naar genderrollen in de Nederlandse evangelische beweging. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat mensen die ervan overtuigd zijn dat vrouwen niet mogen spreken in de kerk en/of geen gezag mogen uitoefenen over mannen – vaak naar aanleiding van een bepaalde vertaalslag en uitleg van 1 Timoteüs 2 vers 11 en 12 – geen Bijbelstudiemomenten over dit onderwerp bijwonen. Voor hen is het namelijk al klip en klaar. Ze beschouwen een ieder die er een andere mening opna houdt als vijandig, ze spreken in termen van strijd en tegenstand en stemmen tegen als het onderwerp in de vergadering van de gemeente wordt gebracht. Het gebeurt maar zelden dat de mening van felle tegenstanders van vrouwen in leiderschap van de kerk verandert, zelfs al wordt er door een enkeling wel meegedaan aan discussies of Bijbelstudie over dit onderwerp.
De keuze van de gemeente
Wat er wel gebeurt – met name in kerken met een congregationeel bestuursmodel (zoals bij baptistengemeenten) – is dat men zich ‘neerlegt’ bij de keuze van de gemeentevergadering op dit vlak. Ze zien dit dan als de beste weg vooruit. Het besturen van de gemeente door de gemeenschap (via de ledenvergadering), wordt dan als een hoger goed ervaren dan de eigen overtuiging. Dit is iets wat zeker respect afdwingt. Er zijn voorbeelden in mijn onderzoek van mensen (meestal mannen) die er dan ook echt voor gaan en na een dergelijke uitslag op een positieve manier samenwerken met vrouwen. Zelfs als de eigen overtuiging (nog?) niet is veranderd. Er zijn ook voorbeelden van personen, mannen en vrouwen, die na een dergelijk besluit de gemeente verlaten en op zoek gaan naar een kerk die qua overtuiging op dit vlak, dichter bij de eigen overtuiging ligt. Ik kan daar best begrip voor opbrengen.
Wat ik moeilijker vind te begrijpen, is dat mensen wel in de gemeente blijven, maar de kerkdienst niet bijwonen als als er een vrouw spreekt. Wat gaat er in hen om? Zijn dit dezelfde mensen die geen moskee of hindoeïstische tempel binnen stappen uit angst om ‘besmet’ te worden? Of zijn zij bang dat ze Gods geboden overtreden en daardoor genade missen? Een uitspraak als: ‘God kan een gemeente geleid door vrouwen niet zegenen’ (uitgesproken door iemand die de door mij onderzochte gemeente verliet op het moment dat er vrouwelijke oudsten kwamen) kan een regelrechte ondermijning zijn van het gezag dat verleend wordt aan het congregationeel model dat vervolgens wordt uitgevoerd door de oudsten van een gemeente.
Onbekend maakt…
De uitspraak ‘Onbekend maakt onbemind’ is in dit kader zeker relevant. Wanneer er in de eigen geschiedenis geen vrouwen zijn geweest die het podium of de preekstoel mochten beklimmen, dan is het een spannende zaak. Sommige gemeenten hebben dit, meestal onbewust, al ondervangen door steeds vaker vrouwen in beeld te brengen, bijvoorbeeld als zang- of dienstleider en door vrouwen te laten meedraaien in een diaconale rol of als coördinator van een taakgroep. Op deze manier werd de stap kleiner naar een vrouw in de oudstenraad en/of als spreker voor de gemeente. Toch is het een fundamenteel andere stap omdat er naast onbekend (cultuur), en onbemind (sociaal) ook nog een onbijbels (theologisch) element komt kijken bij het spreken en leiding geven van vrouwen. Al dan niet terecht wordt de Bijbel uitgelegd als ‘tegen’ vrouwen in leiderschap van de kerk. Het zogenaamde complementaire gedachtengoed: vrouwen zijn wel gelijkwaardig maar mogen niet alle rollen vervullen die mannen wel ‘mogen’. Zij hebben geen eindverantwoordelijkheid en mogen niet spreken (of leren) op plaatsen waar mannen zijn. Tenminste, niet vanuit de Bijbel.
In veel Afrikaanse landen waar ik voorgangers mag trainen, hebben ze dat opgelost door een soort van parakerk te hebben voor vrouwen. Het vrouwenwerk is niet zozeer een avondje in de maand maar heeft een heel eigen systeem, eigen leiderschap en onderwijs (tot aan de universiteit aan toe) en in feite is het tijdens deze bijeenkomsten dat vrouwen tot bloei komen, waar pastoraat plaatsvindt en onderwijs. Een ietwat afgeslankte vorm hiervan was ook nog lang binnen de Nederlandse kerken te vinden, vrouwen leren vrouwen en bidden voor vrouwen. De huidige vrouwenevenementen komen nog voort uit dit gedachtengoed. Grappig is dan wel dat mannen hier regelmatig spreken, terwijl dit andersom (vrouwen die spreken op mannendagen) not done is. Zo gaf ik een keer een workshop op een mannenweekend in Lunteren en was ik op een groep van ruim 600 een van de twee vrouwen die een niet faciliterende taak had. De ander was de zangleidster. Een boeiende ervaring.
Eveneens interessant was het toen ik de eerste vrouw was die de vierjarige EC-Bijbelcursus van het Evangelisch College (destijds ETS genoemd) op een bepaalde plek op de Biblebelt les ging geven. Er waren twee groepen. Diverse leden van ‘mijn groep’ stapten al over naar de andere groep voordat het seizoen begon. Niet vanwege mijn prestaties, maar vanwege mijn geslacht. Dit blijven lastige momenten en als vrouw is het belangrijk hiermee om te kunnen gaan. Des te leuker wordt het, wanneer deze mensen zo nu en dan toch een les bijwonen (omdat ze een andere misten) en dan zeggen: ‘Je valt best wel mee.’ Ik kan daar dan wel weer hartelijk om (mee)lachen.
Juist dit ontzeggen degenen zich die helemaal niet komen als er een vrouw spreekt. Ze missen een tijd van gewenning, van proeven en ondervinden. Naar mijn idee komt dit het onderscheiden ook ten goede. Recent recent historisch/theologisch werk spreekt er duidelijk van dat het complementair gedachtengoed dat hieraan ten grondslag ligt nog helemaal niet zo oud is. (Lees bijvoorbeeld The making of Biblical Womanhood van Beth Allison Barr of How God Sees Women van Terran Williams, die uitgebreid weergeven hoe jong complementarisme is.) Het argument 'Het is niet Bijbels' kan in deze context niet zonder meer gebruikt worden. Al wordt dit in diverse evangelisch/gereformeerde groepen wel als zodanig gepresenteerd.
Blijf in gesprek
Afsluitend toch dan nog even een advies. Met name voor de leiders/oudsten in gemeenten waarin dit speelt: blijf in gesprek! Houd het lijntje warm. Met een open oor en hart, zodat er ook ruimte is om op vragen of opmerkingen in te gaan. Dit is niet zozeer mijn eigen idee, maar komt ook terug in mijn onderzoek. Laten we niet alleen over de moeilijke onderwerpen (zoals vrouw in leiderschap) praten wanneer het op de agenda van de raadsvergaderingen staat. Maar laten we in gesprek blijven, zodat we elkaar en de Bijbel hierover kunnen bevragen in het licht van de omstandigheden, de samenleving en de kleur van de kerkelijke gemeente. Want de Bijbel getuigt nog altijd van het Levend Woord en is als zodanig bij machte om jou en mij – thuis, in de kerkbank of op de preekstoel – te raken, te helen en te veranderen. Daar vertrouw ik op.
Thema: Gelijkwaardig leiderschap
Dit artikel hoort bij het thema 'Gelijkwaardig leiderschap'. Ontdek op ons thema-overzicht meer artikelen en mogelijkheden om met jouw christelijke geloofsgemeenschap of community een volgende stap te zetten.
Over Laura Dijkhuizen
Laura Dijkhuizen is decaan en docent bij The School of Theology van The Foundation Academy of Amsterdam en doet onderzoek naar de rol van de vrouwbinnen de kerken in de evangelische beweging in Nederland als PhD kandidaat bij de Vrije Universiteit.