Het gesprek over wat typisch vrouwelijk is en wat typisch mannelijk, raakt ons allemaal. Het raakt namelijk aan onze persoonlijke identiteit.
Er zijn allerlei lijsten beschikbaar met mannelijke eigenschappen en vrouwelijk eigenschappen. Deze omschrijvingen zijn veelal cultuurbepaald en zeggen iets over de manvrouwbeelden in een bepaalde context. Wanneer ik mijzelf plaats langs zo’n lijst met stereotypen, scoor ik vaak hoog op de mannelijke eigenschappen. Daarin ben ik ongetwijfeld niet de enige. Ook andersom gebeurt dit: mannen kunnen hoog scoren op vrouwelijke eigenschappen. Maakt dat je minder man(nelijk)? Volgens de lijstjes wel. Ik zou onze blik echter willen verruimen door te kijken vanuit een mensbeeld in plaats van vanuit een man- of vrouwbeeld. Ben je in de eerste plaats een vrouw wiens diepste zijn wezenlijk anders is dan een man? Of ben jij in eerste instantie een mens met bepaalde eigenschappen en een unieke persoonlijkheid? Wie we zijn als persoon wordt bepaald door onze eigenschappen, persoonlijkheid en door onze levensloop. Daarin speelt onze seksualiteit zeker een rol, maar is zeker niet de overheersende stem of het eerste uitgangspunt.
Regelmatig hoor is als tegenargument dat we allemaal als man of vrouw geschapen zijn door God, maar zijn we niet vooral geschapen als beelddrager van Hem, mannelijk en vrouwelijk. Onze identiteit wordt ten diepste bepaald doordat we kinderen van God zijn. Ik noem hier bewust niet zonen en dochters, maar kínderen. ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.’ – Galaten 3 vers 28.
Dat betekent niet dat er geen verschillen meer zijn tussen mannen en vrouwen. We hoeven ons niet af te sluiten van ons geslacht en te doen alsof dat er niet toe doet. Maar laten we stoppen met elkaar voortdurende voorhouden hoe een man of vrouw zou moeten handelen en welke eigenschappen daarbij ‘horen’.
Het zit hem daarbij niet in de stereotypen op zichzelf, maar in de verwachtingen die we er automatisch (en uitvergroot) aan koppelen. Met deze verwachtingen duwen we onszelf of de ander in een rol waarvan de vraag is of dit daadwerkelijk bij hem of haar past. Regelmatig hoor ik de verhalen van vrouwen die zich geforceerd voelen om een bepaalde taak in de kerk te vervullen die niet bij hen past. Vrouwen die gevraagd worden voor het kinderwerk als ‘zorgers’ (een van de stereotype eigenschappen), terwijl ze uitblinken als voorzitter van een vergadering. Of een man met grote relationele vaardigheden in een leiderschapspositie die zich laat dwingen tot een zakelijke manier van leiding geven, omdat die verwachtingen er nu eenmaal zijn.
In de afgelopen jaren is er helaas minder veranderd dan we zouden verwachten. Ondanks de vanzelfsprekendheid dat jonge vrouwen gaan studeren, is er nog steeds het stereotype dat de vrouw vooral zorg draagt voor de kinderen. Alleen al het woord ‘papa-dag’, waarbij vaders op hun kinderen ‘passen’, wijst er op dat de stereotypen nog steeds een rol spelen. Er is nog steeds een grote vanzelfsprekendheid in onze manier van doen met betrekking tot de stereotypen. Gelukkig merk ik wel dat jongere generaties hierin zoeken naar nieuwe manier, alleen blijven onze mindset en woordgebruik hierin nog flink achter.
Onze bijdrage aan het koninkrijk van God wordt door meer bepaald dan alleen ons man of vrouw-zijn. God heeft ieder mens uniek gemaakt met een eigen persoonlijkheid en combinatie van talenten. In de gezamenlijke missie van de kerk heeft iedere christen zijn of haar eigen bijdrage. Laten we onszelf afvragen: wat heeft God in iemand gelegd om in te zetten in Zijn koninkrijk? De kerk is bij uitstek de plek waar we elkaar écht zouden moeten zien. Niet alleen door een blauwe of roze bril. We mogen elkaar zien met de gaven en talenten die ons zijn toevertrouwd door God. Het is van groot belang om elk individu een waardige en passende plek binnen de roeping van de gemeenschap te geven. Dat roept ons op om verder te kijken dan de stereotypen en te kijken door Gods ogen naar de mens. Op die manier kan de kerk, met alle mensen die bij haar horen, werkelijk gaan bloeien.