Afgelopen week gaf ik tijdens een conferentie les over de opbouw van preken in Luanda, Angola. Met een klas van ongeveer 30 voorgangers, waaronder een vijftal vrouwen. Het hoeft geen betoog dat ik trots op deze dames ben, dat zij deel uitmaakten van de groep.
Op de laatste dag mogen vijf personen n.a.v. de lessen een preek houden. Vier mannen en een vrouw wagen zich aan de uitdaging. De eerste man is al wat op leeftijd. Hij heeft zijn preek tegen de adviezen in uitgeschreven, maar het lezen van de kleine lettertjes gaat hem lastig af. Het is een hakkelend begin en eerlijk is eerlijk: hij brengt het er niet zo best van af. Toch zijn de medevoorgangers bij het bespreken van zijn preek erg mild. Het respect en de waardering spat ervan af. Een oudere mannelijke pastor val je niet zomaar af.
Vervolgens volgen drie anderen, ietwat jongere voorgangers, die de kneepjes van deze aanpak al aardig onder de knie hebben. Ze zijn erg enthousiast, wat ze dan ook overbrengen op de groep. De vrouwelijke voorganger is de hekkensluiter. Hoewel haar structuur prima is, ze hier en daar (naar mijn idee) originele ideeën naar voren brengt en ze zeker vergeleken met de eerste pastor geen gek figuur slaat, is het commentaar niet van de lucht. Haar mede-voorgangers struikelen over elkaar om aan te wijzen wat er allemaal fout is gegaan. De boodschap klopte niet, ze sprak niet met passie en ze had een andere volgorde moeten aanhouden. De pastors staan zelfs op om hun punt te onderstrepen en mijn arme vertaler weet niet wat hij ermee aan moet. Ik heb uiteindelijk moeten ingrijpen. Arme dappere pastora (zoals we dat in het Portugees noemen), ik heb haar bij de lunch en het uitdelen van de certificaten niet meer teruggezien.
Terug in Nederland denk ik elke dag aan dit verhaal. Er zitten een heleboel culturele aspecten in, die gelukkig in Nederland niet zo spelen. Maar ik herken wel de manier waarop we mannelijke en vrouwelijke sprekers anders bekijken. Wanneer een man niet goed preekt, heeft hij 'waarschijnlijk zijn dag niet'. Wanneer een vrouw haar dag niet heeft, dan kunnen ‘vrouwen toch echt niet preken'. Oftewel: een vrouwelijke spreekster representeert alle vrouwelijke voorgangers, terwijl een man gewoon als individu wordt beschouwd.
Vrouwen krijgen ander soort commentaar. Vaak gericht op het uiterlijk of de wel of niet plezierige stem. 'Wat zag u er weer geweldig uit vanmorgen' of 'Hoe houdt u het vol om te preken op die hakken?' Een collega van mij ontving wel een heel bijzonder compliment: ‘Je spreekt als een man!’ Of dit inhoudelijk bedoeld was, is maar zeer de vraag. Inhoudelijk commentaar wordt minder gegeven aan vrouwen dan aan mannen. Ook ik krijg vaak te horen: 'Je hebt een fijne stem om naar te luisteren.' Op zich niets mis mee natuurlijk, zelfs een mooi compliment. Maar ik presenteer geen avondprogramma op de radio, ik probeer inhoudelijk zinnige dingen te zeggen. Naar dat soort commentaar moet ik meestal specifiek vragen.
De ruimte voor vrouwen in leiderschap is in Nederland nog lang niet in elke denominatie een normale zaak. Zelfs als deze er is, dan staat dat nog niet garant voor een gelijke behandeling of waardering. Als vrouw hebben we hier zelf ook een steentje aan bij te dragen. Bevestigen we de heersende beeldvorming of durven we een ander beeld te laten zien. Nemen we met zelfvertrouwen de geboden ruimte in? Of zijn we aarzelend en wachten we af wat ons wordt toebedeeld. Het is nog geen gelopen race maar wel een race die we moeten gaan lopen! Ik stel voor dat we hier met z’n allen, mannen en vrouwen, ons sterk voor maken. We hoeven niet hetzelfde te zijn of te preken, maar mogen wel rekenen op dezelfde waardering en respect.